ECLI:NL:RBROT:2020:876

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2020
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
C/10/586413 / JE RK 19-3529
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.J. van den Broek-Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 6 januari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2002. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de minderjarige, de ouders, de pleegouders en een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond zijn gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders en dat hij momenteel bij de pleegouders verblijft.

De gecertificeerde instelling heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid op 31 augustus 2020, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en dat er gewerkt moet worden aan zijn zelfstandigheid en toekomst. De ouders hebben ingestemd met het verzoek, waarbij de moeder heeft aangegeven dat de gezondheid van de pleegouders snel achteruitgaat.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/586413 / JE RK 19-3529
datum uitspraak: 6 januari 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2002 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

de heer en mevrouw [naam pleegouders] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 20 november 2019, ingekomen bij de griffie op 25 november 2019.
Op 6 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, mevrouw [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de pleegouders.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders. [voornaam minderjarige] verblijft bij de pleegouders.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen tot aan zijn meerderjarigheid, te weten 31 augustus 2020. Tevens wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Met [voornaam minderjarige] moet gericht gaan worden gewerkt aan zijn toekomst. [voornaam minderjarige] heeft geen concreet plan en is onvoldoende in staat gebleken keuzes te maken die in zijn belang zijn. [voornaam minderjarige] kan vanwege de leeftijd van de pleegouders hier niet veel langer meer verblijven. Om met [voornaam minderjarige] te kunnen werken richting zelfstandigheid, is een dwangkader noodzakelijk. Op deze manier kan de hulpverlening in de komende periode nog worden gericht op de emotieregulatie van [voornaam minderjarige] , kan hij hulp krijgen bij zijn financiën en kan een plek worden gezocht waar [voornaam minderjarige] zelfstandig of begeleid kan gaan wonen.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door de ouders is ingestemd met het verzoek. De moeder heeft aangegeven dat de gezondheid van de pleegouders snel achteruit gaat en dat het van belang is dat [voornaam minderjarige] een eigen woonruimte vindt. Met name bij het op orde krijgen van zijn financiën kan [voornaam minderjarige] hulp gebruiken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Sinds [voornaam minderjarige] bij de pleegouders verblijft, heeft hij een groei laten zien in zijn gedrag en ontwikkeling. Hij volgt een leerwerktraject en uit zich minder agressief. Omdat [voornaam minderjarige] echter dit jaar zijn meerderjarigheid zal bereiken, is het van belang dat wordt gewerkt aan zijn zelfstandigheid en toekomst. Daarbij komt dat de pleegouders vanwege hun leeftijd binnen afzienbare tijd niet meer in staat zullen zijn aan [voornaam minderjarige] verblijf te bieden, terwijl een thuisplaatsing niet mogelijk is. [voornaam minderjarige] is nog onvoldoende in staat zonder hulp keuzes te maken die in zijn belang zijn. Bovendien kan de hulpverlening [voornaam minderjarige] helpen bij de te maken vervolgstappen, zoals het vinden van een bij [voornaam minderjarige] passende woonruimte en het op orde krijgen van zijn financiën. Totdat een bij [voornaam minderjarige] passende vervolgplek is gevonden, is het van belang dat het verblijf bij de pleegouders wordt voortgezet.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen tot aan zijn meerderjarigheid. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 31 augustus 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootouders vaderszijde, tot 31 augustus 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. de Roo als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2020. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.