Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 3 oktober 2019, met zes producties;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid, met zeven producties;
- de conclusie van antwoord in incident, met productie 7;
- de conclusie van repliek in incident houdende exceptie van onbevoegdheid, met productie Cefetra-8;
- de conclusie van dupliek in incident, met producties 8 en 9;
- de akte houdende uitlating producties.
2..De feiten in het incident
Owners’ en IPS als ‘
Charterers’ is het volgende arbitragebeding opgenomen:
notify party’ staan vermeld. De cognossementen vermelden voorts:
charter-party dated 07 april 2017”.
3..Het geschil in de hoofdzaak
4..Het geschil in het incident
5..De beoordeling in het incident
Wood v Capita Insurance Services Limited[2017] UKSC 24. Een Engels gerecht zou het beding interpreteren als bedoeld voor
iedergeschil dat voortkomt uit of in verbinding met de cognossementen. Hieronder valt ook de vordering van Amaggi die door Ediola is verkregen, nu deze voortkomt uit de nakoming van Ediola van haar verbintenissen onder de cognossementen en deze vordering door Ediola tegen Cefetra wordt ingesteld.
rational businessmen, hebben beoogd om elk dispuut voortvloeiend uit of verband houdend met de tussen hen geldende vervoerovereenkomst aan arbitrage te onderwerpen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien de bewoordingen van het beding duidelijk maken dat beoogd is om bepaalde onderwerpen buiten de jurisdictie van arbiters te houden. Dit is uitgewerkt door Lord Hoffman in
Fiona Trust & Holding Corporation v Privalov[2008] 1 Lloyd’s Rep 254 en ook toegepast in
Bilta (UK) Ltd v Nazir and other[2010] EWHC 1086. Nu een van een derde door cessie verkregen vordering - die onlosmakelijk is verbonden met het bewuste zeevervoer - in het beding niet wordt uitgesloten, valt ook deze vordering binnen de reikwijdte ervan. Cefetra, die anders dan Ediola niet bij het vormgeven van het beding betrokken is geweest, mocht daar ook op vertrouwen. Aldus betoogt Cefetra.
Fiona Trustuitspraak is slechts één van de beschikbare uitleggingsinstrumenten en geldt bovendien slechts voor “any dispute arising out of the relationship into which [the parties] have entered or purported to enter”. De gecedeerde vordering afkomstig van Amaggi komt in brede zin weliswaar voort uit hetzelfde feitencomplex waartoe ook de Cefetra-cognossementen (en de Amaggi-cognossementen en de bevrachtingsovereenkomst) behoren, maar dat laat onverlet dat de vordering uit ongerechtvaardigde verrijking voortvloeit uit de rechtsverhoudingen gecreëerd door de Cefetra-cognossementen. Een juiste uitleg van het arbitragebeding houdt in dat deze zich niet uitstrekt tot vorderingen die naderhand door een partij door cessie zijn verkregen. Dergelijke cessies speelden immers niet ten tijde van het aangaan van de overeenkomst, en maken dus geen deel uit van de achtergrond waartegen de arbitrageovereenkomst moet worden uitgelegd. Evident is dat partijen bij de Cefetra-cognossementen niet hebben beoogd om eventuele vorderingen van niet-contractspartijen binnen de reikwijdte van de arbitragebedingen te brengen. Daar bestond op dat moment ook geen aanleiding of zakelijke rechtvaardiging voor.
Supreme Courtin
Rainy Sky SA v Kookmin Bank[2011] UKSC, paragraaf 14 (Lord Clarke):
Pink Floyd Music Ltd v EMI Records Ltd[2010] EWCA Civ 1429; [2011] 1 WLR 770 at para 17, by Lord Hoffmann in
Mannai Investment Co Ltd v Eagle Star Life Assurance Co Ltd[1997] AC 749, passim, in
Investors Compensation Scheme Ltd v West Bromwich Building Society[1998] 1 WLR 896, 912F-913G and in
Chartbrook Ltd v Persimmon Homes Ltd[2009] 1 AC 1101, paras 21-26. I agree with Lord Neuberger (also at para 17) that those cases show that the ultimate aim of interpreting a provision in a contract, especially a commercial contract, is to determine what the parties meant by the language used, which involves ascertaining what a reasonable person would have understood the parties to have meant. As Lord Hoffmann made clear in the first of the principles he summarised in the
Investors Compensation Schemecase at page 912H, the relevant reasonable person is one who has all the background knowledge which would reasonably have been available to the parties in the situation in which they were at the time of the contract.”
Fiona Trustuitspraak formuleert Lord Hoffman (randnummer 13) voor de uitleg van arbitrageovereenkomsten in dit verband een vooronderstelling:
one-stop shop’ vooronderstelling gaat echter naar Engels recht niet op onder omstandigheden als de onderhavige, blijkt uit de uitspraak van de English Court of Appeal in de zaak
Michael Wilson & Partners Limited v John Forster Emmott[2018] EWCA Civ 51.
Court of Appealbeslist echter in zijn nadeel.
- het arbitragebeding van artikel 5.2 van de MWP overeenkomst heeft een extreem brede reikwijdte,
- maar de rechten die MWP hier uitoefent zijn afkomstig van personen die geen partij waren bij de arbitrageovereenkomst,
- aan deze personen had het arbitragebeding niet tegengeworpen kunnen worden, indien zij zelf hun vorderingen hadden ingesteld tegen Emmott,
- MWP kan als cessionaris niet in een slechtere positie komen te verkeren dan de cedenten zelf, tenzij uit de arbitrageovereenkomst expliciet of impliciet blijkt dat de rechten van de cedenten, indien deze door MWP zouden worden overgenomen, binnen de reikwijdte van het arbitragebeding vallen,
- wat de vooronderstelling van Lord Hoffmann dat partijen bij een arbitrageovereenkomst al hun geschillen die voorvloeien uit hun rechtsbetrekking aan arbitrage hebben willen onderwerpen betreft, geldt het volgende,
- op het eerste gezicht moet onder ‘geschillen’ bedoeld in het arbitragebeding worden verstaan de geschillen tussen MWP en Emmott
- voor zover het gerecht uit de eerste instantie al is uitgegaan van de vooronderstelling geformuleerd door Lord Hoffmann, lijkt het de
reasonable businessmen, voor ogen hadden om vorderingen als die welke in deze procedure door Ediola worden ingesteld aan arbitrage te onderwerpen.
notify party’ en beoogd cognossementshouder en uiteindelijk ontvanger) op enig moment (concept)cognossementen heeft ontvangen waarin de verwijzing naar de arbitrageclausule in de bevrachtingsovereenkomst was opgenomen. Of Cefetra op dat moment de inhoud van het arbitragebeding in de bevrachtingsovereenkomst kende of kon kennen, is niet duidelijk.
andereladingontvanger wegens - kort gezegd - ‘overbedeling’ valt niet te beschouwen te voorzien als ‘dispute arising out of the relationship into which [Ediola and Cefetra] have entered or purported to enter’.
6..De beslissing
21 oktober 2020voor conclusie van antwoord.