In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 26 augustus 2020, hebben eisers, [naam eiser 1] en [naam eiser 2], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [naam gedaagde], met betrekking tot overhangende takken van een gewone esdoorn die zich boven hun perceel bevinden. De eisers vorderen dat gedaagde wordt verplicht om de overhangende takken binnen zeven dagen na betekening van het vonnis te snoeien, met een dwangsom van € 1.000,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 20.000,-. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat hij niet onrechtmatig handelt door de boom niet te snoeien, en dat de eisers geen belang hebben bij hun vordering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers eigenaar zijn van een perceel dat grenst aan het perceel van gedaagde, waar de esdoorn staat. De rechtbank heeft de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 5:44, in overweging genomen, dat bepaalt dat een nabuur het recht heeft om overhangende takken te laten snoeien indien de eigenaar van de boom nalaat dit te doen na aanmaning. De rechtbank oordeelt dat gedaagde verplicht is om de esdoorn te snoeien, en dat de eisers niet hoeven te dulden dat de takken over hun perceel hangen, ongeacht of zij daar hinder van ondervinden.
De rechtbank heeft de vordering van eisers toegewezen, met de bepaling dat gedaagde de takken binnen een maand na betekening van het vonnis moet snoeien, en dat deze snoei elke zes jaar herhaald moet worden. De dwangsom is vastgesteld op € 1.000,- per dag, met een maximum van € 20.000,-. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn begroot op € 2.939,10, inclusief griffierecht en advocaatkosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.