In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 september 2020 een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden aan een betrokkene die lijdt aan een schizoaffectieve stoornis. De zorgmachtiging is aangevraagd door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam, die in zijn verzoekschrift aanvankelijk een termijn van zes maanden had verzocht. Tijdens de mondelinge behandeling bleek echter dat de behandelende arts en de advocaat van de betrokkene de voorkeur gaven aan een zorgmachtiging van twaalf maanden, omdat niet verwacht werd dat de betrokkene eerder zou kunnen wennen aan een begeleide woonvorm (BW). De rechtbank oordeelde dat de duur van de zorgmachtiging niet gebonden is aan het verzoek van de officier van justitie, maar moet worden vastgesteld op basis van de noodzakelijkheid om het doel van verplichte zorg te realiseren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene ernstig nadeel ondervindt door haar psychische stoornis, wat leidt tot risico's op ernstige psychische schade en verwaarlozing. De betrokkene verblijft momenteel in een zorginstelling en is coöperatief, maar er zijn momenten van spanning waarbij zij zich niet kan beheersen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis, en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de door de officier verzochte vormen van verplichte zorg beoordeeld en enkele daarvan goedgekeurd, terwijl andere niet noodzakelijk werden geacht.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter B. Krijnen en is op 2 oktober 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.