In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 9 oktober 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin een ouder, aangeduid als [eiseres], een vordering heeft ingesteld tegen de stichting Stichting voor Protestants Christelijk Primair Onderwijs Barendrecht en Ridderkerk (PCPO). De vordering betreft schadevergoeding wegens mishandeling van haar minderjarige dochter door een leraar op 20 september 2019. De eiseres heeft gevorderd dat PCPO aansprakelijk wordt gesteld voor de materiële en immateriële schade die haar dochter heeft geleden, met een maximum van € 25.000,-. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat zij niet in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar dochter heeft opgetreden. De wet vereist dat een minderjarige in beginsel vertegenwoordigd wordt door degene onder wiens gezag zij staat, en [eiseres] heeft de dagvaarding op eigen naam laten uitbrengen, wat niet correct was. De kantonrechter heeft de kosten van de procedure aan [eiseres] opgelegd, vastgesteld op € 420,- aan salaris voor de gemachtigde van PCPO, en verklaarde deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.