ECLI:NL:RBROT:2020:9052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
9 oktober 2020
Zaaknummer
600479 FT EA 20-932
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot dwangakkoord op basis van artikel 287a Faillissementswet

Op 8 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een dwangakkoord heeft aangevraagd op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster heeft een schuldregeling aangeboden aan haar 65 schuldeisers, waarvan 2 preferente en 63 concurrente, met een totaal bedrag van € 96.037,73 aan vorderingen. De aangeboden regeling houdt in dat een derde een bedrag van € 15.000,- beschikbaar stelt, op voorwaarde dat alle schuldeisers instemmen met het aanbod. Tijdens de zitting op 1 oktober 2020 zijn de weigerende schuldeisers, Woonstad en Gemeente Rotterdam, niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat 63 van de 65 schuldeisers akkoord zijn gegaan met de regeling.

Woonstad en Gemeente Rotterdam hebben in hun verweerschrift aangegeven dat zij niet akkoord gaan met de regeling omdat de schuldhulpverlening niet is aangesloten bij de NVVK en het aangeboden bedrag te laag is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers die instemmen met de regeling zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel goed gedocumenteerd is en dat de schuldeisers door de aangeboden regeling sneller hun vorderingen kunnen incasseren dan via een wettelijke schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en Woonstad en Gemeente Rotterdam bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens zijn zij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op nihil. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en vervangt de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 8 oktober 2020
in de zaak van:
[naam 1]
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 16 juli 2020, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • Woonstad Rotterdam, vertegenwoordigd door GGN (hierna: Woonstad);
  • Gemeente Rotterdam;
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Woonstad heeft voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 1 oktober 2020 zijn telefonisch gehoord conform TARIC (de Tijdelijk afwijkende regeling Insolventiezaken rechtbank vanwege de bijzondere omstandigheden door de coronacrisis):
  • verzoekster;
  • mevrouw [beschermingsbewindvoerder] , beschermingsbewindvoerder van verzoekster;
  • de heer [naam 2] , werkzaam bij Noordzij Insolventies (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeisers zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift 65 schuldeisers, waarvan 2 preferente en 63 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 96.037,73 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 6 april 2020 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 26,4% aan de preferente schuldeisers en 13,2% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De aangeboden regeling is gebaseerd op een bedrag van € 15.000,- dat door een derde eenmalig beschikbaar is gesteld, op voorwaarde dat alle schuldeisers met het aanbod instemmen. Rekening houdend met bemiddelingskosten is een bedrag van € 13.650,- beschikbaar voor de schuldeisers en zal in één keer aan de schuldeisers worden uitgekeerd. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
Thans stemmen 63 schuldeisers met de aangeboden schuldregeling in. Woonstad en Gemeente Rotterdam stemmen hier niet mee in. Zij hebben een vordering van in totaal € 5.549,93 op verzoekster, welke 5,77% van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In haar verweerschrift heeft Woonstad gesteld dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling omdat schulphulpverlening niet is aangesloten bij de NVVK. Daarnaast heeft Woonstad te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Daarnaast beschikt Woonstad over een executoriale titel en verwacht zij, al dan niet via executiemaatregelen, een groter deel van de vordering te incasseren dan het bedrag dat thans aangeboden is.
In de contacten met schuldhulpverlening heeft Gemeente Rotterdam te kennen gegeven dat zij niet akkoord gaat met de aangeboden regeling omdat schuldhulpverlening niet is aangesloten bij de NVVK.
Hoewel behoorlijk opgeroepen hebben Woonstad en Gemeente Rotterdam geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van Woonstad en Gemeente Rotterdam bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of Woonstad en Gemeente Rotterdam in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van Woonstad (2,58%) en Gemeente Rotterdam (3,19%) tezamen 5,77% van de totale schuldenlast vormen.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk 63 van de 65 schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten Noordzij Insolventies. Hoewel schuldhulpverlening geen lid is van de NVVK, hanteert schulphulpverlening wel de normen van de NVVK. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Voldoende aannemelijk is geworden dat verzoekster in de komende jaren geen inkomen zal kunnen verwerven en zodoende meer zal kunnen sparen dan het thans aangeboden voorstel.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoekster van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoekster zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van Woonstad en Gemeente Rotterdam, die geweigerd hebben in te stemmen.
Het verzoek om Woonstad en Gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Woonstad en Gemeente Rotterdam zullen als de in het ongelijk gestelde partijen worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoekster niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoekster zal kunnen voortgaan met het betalen van haar schulden en dat zij niet verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt Woonstad en Gemeente Rotterdam om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt Woonstad en Gemeente Rotterdam in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoekster begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van mr. L. Timmermans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2020. [1]
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.