ECLI:NL:RBROT:2020:9159

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 september 2020
Publicatiedatum
13 oktober 2020
Zaaknummer
8502723 CV EXPL 20-13759
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde tandartsrekeningen met betrekking tot een betalingsregeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Famed B.V. en een gedaagde, die in persoon procedeerde. Famed B.V. vorderde betaling van onbetaalde tandartsrekeningen, die door de gedaagde niet binnen de betalingstermijn van 30 dagen waren voldaan. De hoofdsom van de vordering bedroeg € 729,09, met bijkomende kosten en rente. De gedaagde had weliswaar een betalingsregeling getroffen, maar betwistte de bijkomende kosten en stelde dat hij nooit brieven van Famed had ontvangen, omdat hij recentelijk was verhuisd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 juli 2020 was de gedaagde niet verschenen, ondanks een deugdelijke oproep. Famed had haar vordering verminderd en de kantonrechter oordeelde dat de gedaagde in verzuim was. De kantonrechter stelde vast dat de gedaagde een schuld had van € 729,09 en dat hij ook € 48,02 aan wettelijke rente verschuldigd was. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten werd toegewezen, omdat de gedaagde had verzocht om een betalingsregeling naar aanleiding van een veertiendagenbrief.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de gevorderde hoofdsom niet had betwist en dat de wettelijke rente toewijsbaar was. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld om een totaalbedrag van € 766,47 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en werd hij in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het méér of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8502723 CV EXPL 20-13759
uitspraak: 11 september 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Famed B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 30 maart 2020,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Famed” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken:
 de dagvaarding, met producties;
 de akte vermindering van eis van 24 april 2020;
 de aantekeningen van de griffier van het telefonische antwoord van [gedaagde] ;
 de akte vermindering van eis van 26 mei 2020;
 het vonnis van 22 juni 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
 de akte overleggen producties tevens houdende vermindering van eis van 15 juli 2020.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 juli 2020. Mr. E.J.A. Koers is verschenen namens Famed. [gedaagde] is niet verschenen, ondanks dat hij daartoe deugdelijk is opgeroepen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft Famed haar vordering nogmaals verminderd met een betaling van € 30,00, ontvangen op 24 juli 2020. De griffier heeft aantekeningen gehouden van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verhandeld.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1
[gedaagde] heeft een aantal tandartsrekeningen van tandarts [naam] niet binnen de betalingstermijn van 30 dagen voldaan. Het gaat om facturen van 13 oktober 2016 (€ 43,78), 20 oktober 2016 (€ 79,27), 27 oktober 2016 (€ 108,34), 3 november 2016 (€ 137,40), 12 november 2016 (€ 108,34), 24 november 2016 (€ 30,00), 1 december 2016 (€ 89,84), 3 december 2016 (€ 89,84) en 3 december 2016 (€ 42,28), van in totaal € 729,09.
2.2
Famed en [gedaagde] hebben een betalingsregeling getroffen, na het uitbrengen van de dagvaarding maar voor de eerst dienende dag.
2.3
Naar aanleiding van die betalingsregeling heeft [gedaagde] twee maal € 30,00 betaald, te weten op 23 april 2020 en 20 mei 2020.

3..Het geschil

3.1
Famed heeft - na vermindering van eis - gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen € 766,47 (bestaande uit € 729,09 aan hoofdsom, € 48,02 aan verschenen rente berekend tot en met 26 maart 2020 en € 109,36 aan buitengerechtelijke kosten, minus € 120,00 aan verrichte betalingen), te vermeerderen met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 729,09 vanaf 27 maart 2020, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
Aan haar vordering heeft Famed, naast de vaststaande feiten, - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag gelegd. De betalingstermijnen van de facturen zijn verstreken, zodat [gedaagde] in verzuim is. Famed heeft [gedaagde] meermalen gesommeerd tot betaling. Op 2 juni 2017 heeft Famed [gedaagde] alsnog de mogelijkheid gegeven om binnen een termijn van veertien dagen de hoofdsom te betalen (productie 2 bij de dagvaarding). Deze veertiendagenbrief heeft niet geleid tot betaling. Famed vordert daarom € 48,02 aan verschenen rente en € 109,36 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3
[gedaagde] heeft de vordering betwist en heeft daartoe - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd. [gedaagde] heeft voor de eerste zittingsdag een betalingsregeling getroffen met de gemachtigde van Famed en heeft al twee keer een bedrag van € 30,00 betaald. [gedaagde] betwist de bijkomende (proces-)kosten, omdat hij nooit brieven van Famed heeft ontvangen. [gedaagde] is in 2017 verhuisd. De brieven van Famed zijn mogelijk naar zijn oude adres gestuurd.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] op de dag van dagvaarding een schuld had bij Famed ter hoogte van het bedrag van € 729,09.
4.2
[gedaagde] heeft voorts niet betwist - en daarmee staat vast - dat hij tot de dag van dagvaarding een bedrag van € 48,02 aan wettelijke rente verschuldigd was.
4.3
Famed maakt eveneens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Bij antwoord heeft [gedaagde] de ontvangst van brieven en aanmaningen betwist. Famed heeft echter, onbetwist, gesteld dat [gedaagde] heeft verzocht om een betalingsregeling naar aanleiding van de bij de dagvaarding gevoegde veertiendagenbrief van 2 juni 2017. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [gedaagde] die brief heeft ontvangen. De vergoeding waarop ingevolge het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aanspraak kan worden gemaakt zal, berekend aan de hand van de toewijsbare hoofdsom, worden toegewezen tot een bedrag van € 109,36.
4.4
Famed heeft onweersproken gesteld dat [gedaagde] ná dagvaarding naast de onder 1.2 en 2.3 genoemde betalingen ter voldoening van onderhavige vordering nogmaals één maal een bedrag van € 30,00 heeft voldaan op 23 juni 2020, in totaal dus een bedrag van € 120,00.
4.5
Ten aanzien van de toerekening van deze betalingen aan het verschuldigde heeft te gelden dat, ingevolge artikel 6:44 lid 1 BW, betalingen ter voldoening van een geldsom eerst in mindering strekken van de kosten, vervolgens van de verschenen rente en ten slotte van de hoofdsom. Correcte toepassing van de imputatieregeling brengt mee dat met de betaling van (in totaal) € 120,00 de buitengerechtelijke kosten ad € 109,36 volledig zijn voldaan en van de verschenen wettelijke rente ad € 48,02 nog een bedrag van € 37,38 resteert.
4.6
[gedaagde] heeft de gevorderde hoofdsom niet betwist. De hoofdsom van € 729,09 zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat het bedrag of de bedragen die [gedaagde] na 24 juli 2020 nog aan Famed heeft betaald in het kader van de tussen partijen getroffen betalingsregeling, door Famed nog in mindering zal of zullen moeten worden gebracht.
4.7
De gevorderde lopende wettelijke rente zal, als onbetwist en op de wet gegrond, worden toegewezen.
4.8
De kantonrechter zal [gedaagde] dus veroordelen om een bedrag van 766,47 (€ 729,09 plus € 37,38) aan Famed te betalen.
4.9
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Famed worden vastgesteld op € 585,85 aan verschotten (€ 86,85 aan dagvaardingskosten en € 499,00 aan griffierecht) en € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten à € 120,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan Famed tegen kwijting te betalen € 766,47, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over € 729,09 vanaf 27 maart 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Famed vastgesteld op € 585,85 aan verschotten en € 240,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44478