ECLI:NL:RBROT:2020:9249

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
10/586579 HA ZA 19-1106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte dossier en schadevergoeding tegen voormalig bewindvoerder afgewezen

In deze zaak heeft [naam eiseres] een vordering ingesteld tegen de Gemeente Rotterdam, waarbij zij om afgifte van haar volledige dossier en schadevergoeding vroeg. De rechtbank heeft op 23 september 2020 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, geregistreerd onder zaaknummer 10/586579 HA ZA 19-1106. De vordering van [naam eiseres] is afgewezen omdat deze onvoldoende onderbouwd was en de schade niet aannemelijk kon worden gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam eiseres] in het verleden was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling van de WSNP, waarbij een bewindvoerder was aangesteld. Na beëindiging van de regeling heeft [naam eiseres] een beroep gedaan op de spijtoptantenregeling, maar de rechtbank oordeelde dat de gestelde tekortkomingen van de gemeente niet voldoende waren onderbouwd. De gemeente voerde aan dat het dossier zich bij de bewindvoerder bevond, die de gemeente in 2014 had verlaten, en dat er geen verzoek om afgifte van het dossier was ontvangen. De rechtbank concludeerde dat [naam eiseres] niet had aangetoond dat zij schade had geleden door de handelwijze van de gemeente en dat de vordering om schadevergoeding daarom ook werd afgewezen. Tevens werd [naam eiseres] veroordeeld in de proceskosten van de gemeente, die op € 1.725,- werden vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 10/586579 HA ZA 19-1106
vonnis van 23 september 2020
in de zaak van:
[naam eiseres] ,
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
advocaat: mr. K. el Joghrafi te Hoogvliet-Rotterdam,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Rotterdam,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. M.M. de Jonge te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [naam eiseres] ’ respectievelijk ‘de gemeente’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 19 november 2019;
de conclusie van antwoord, met producties;
de aantekening dat 11 maart 2020 een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden;
de door partijen (overigens) overgelegde producties.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
Bij vonnis van 18 augustus 2011 is [naam eiseres] toegelaten tot de schuldsaneringsregeling van de WSNP. In dat kader werd als bewindvoerder benoemd [naam] (hierna: [naam] ), werkzaam bij de afdeling Kredietbank van de gemeente.
2.2
[naam eiseres] heeft een beroep gedaan op de spijtoptantenregeling, waarna bij vonnis van 1 maart 2013 de toepassing van de schuldsaneringsregeling is beëindigd. Het vonnis vermeldt:
De rechter-commissaris heeft op 9 januari 2013 een voordracht gedaan om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen, aangezien schuldenares aannemelijk heeft gemaakt niet in staat te zijn aan haar uit de schuldsaneringsregeling voorvloeiende verplichtingen te voldoen.
2.3
Bij brief van 26 juli 2013 heeft de rechter-commissaris aan [naam] medegedeeld dat hij de door haar toegezonden stukken met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording in orde heeft bevonden.

3..Het geschil

3.1
[naam eiseres] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de gemeente te gebieden tot afgifte van het volledige dossier van [naam eiseres] over te gaan;
voor recht te verklaren dat de gemeente jegens [naam eiseres] toerekenbaar is tekortgeschoten als gevolg van tekortkomingen van de gemeente in de nakoming van de verplichtingen als bewindvoerder in het kader van de wettelijke schuldsaneringstraject (WSNP);
de gemeente te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
de gemeente te veroordelen in de kosten van het geding.
3.2
[naam eiseres] legt tegen de achtergrond van de vaststaande feiten het volgende aan haar vordering ten grondslag:
 [naam eiseres] heeft een beroep gedaan op de spijtoptantenregeling omdat zij ontevreden was over de slechte communicatie door de bewindvoerder; er was sprake van gebrekkige kennisgeving en verschaffing van informatie; dat heeft zich ook na beëindiging nog voortgezet, er is tot op heden, ondanks verzoeken, geen eindbalans van de bewindvoerder ontvangen;
 deze handelwijze van de bewindvoerder kan de gemeente worden toegerekend; van de bewindvoerder mag verwacht worden dat zij structuur aanbrengt in de financiën van haar klanten en – zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend bewindvoerder mag worden verwacht – een grote mate van transparantie richting de klant hanteert:
 door de handelwijze van de bewindvoerder heeft [naam eiseres] schade geleden, welke zich nog niet laat begroten omdat [naam eiseres] niet over het dossier beschikt.
3.3
De gemeente concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe – zakelijk weergegeven en voor zoveel van belang – het volgende aan:
 de vordering is feitelijk noch juridisch onderbouwd zodat verweer onmogelijk is;
 [naam eiseres] heeft niet gesteld welk concreet belang zij heeft bij afgifte van het WSNP dossier; de gemeente beschikt niet over het dossier, [naam] heeft het dossier maar heeft de gemeentelijke Kredietbank in 2014 verlaten; de gemeente is ook niet eerder verzocht om afgifte van het dossier;
 bij de beëindiging van het WSNP-traject heeft de bewindvoerder rekening en verantwoording afgelegd tegenover de rechter-commissaris, die deze heeft goedgekeurd;

als [naam eiseres] al schade zou hebben geleden dan is haar vordering op dat punt verjaard; die schade zou dan op 1 maart 2013 bij [naam eiseres] bekend moeten zijn en sindsdien is meer dan vijf jaar verstreken.

4..De beoordeling

4.1
[naam eiseres] vordert afgifte van het WSNP-dossier door de gemeente. De gemeente heeft daartegen aangevoerd dat het dossier zich bij [naam] bevindt, die in 2014 bij de gemeente is vertrokken en voorts dat zij niet eerder een verzoek van [naam eiseres] tot afgifte van het dossier heeft ontvangen. Door [naam eiseres] is dit niet betwist, behoudens dat door haar enkele (afschriften van) brieven/faxberichten zijn overgelegd waarin haar gemachtigde aan de gemeente om afgifte van het dossier verzoekt. In redelijkheid valt dan ook niet in te zien op grond waarvan de gevorderde afgifte van het dossier kan worden toegewezen.
4.2
Ook het waarom van die afgifte blijft vaag. Weliswaar stelt [naam eiseres] dat de gemeente (lees: de bewindvoerder) toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, maar zij heeft dat verder niet of nauwelijks onderbouwd. Ruim zeven jaar na beëindiging van de WSNP-regeling kan [naam eiseres] kennelijk nog niet aangeven wat de gestelde tekortkomingen inhouden anders dan dat er sprake was van gebrekkige communicatie en/of informatievoorziening. Dat zou nog tot daar aan toe zijn als [naam eiseres] ten minste aannemelijk zou maken dat zij (daardoor) concrete schade heeft geleden, maar ook dat kan niet worden afgeleid uit hetgeen zij heeft gesteld. Daartegenover staat dat indien [naam eiseres] meent dat de communicatie en/of informatievoorziening gebrekkig was, het in de rede zou hebben gelegen dat zij destijds daarover bij de rechter-commissaris haar beklag zou hebben gedaan, maar daarvan blijkt niets. Integendeel, uit de hierboven aangehaalde passage uit het vonnis van 1 maart 2013 (zie 2.2) kan worden afgeleid dat het juist [naam eiseres] was die haar verplichtingen niet nakwam of kon nakomen. En ook bij het vaststellen van de rekening en verantwoording door de bewindvoerder heeft [naam eiseres] kennelijk gezwegen, terwijl de rekening en verantwoording door de rechter-commissaris in orde is bevonden. Ten slotte is [naam eiseres] elk commentaar op de financiële bescheiden en verslagen die bij de mondelinge behandeling zijn overgelegd en haar gemachtigde van tevoren waren toegezonden, schuldig gebleven.
4.3
Nu niet aannemelijk is gemaakt of geworden dat [naam eiseres] schade heeft geleden – als dat de gemeente al toegerekend zou kunnen worden – zal de gevorderde schadevergoeding en schadestaatprocedure worden afgewezen.
4.4
[naam eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5..De beslissing

De rechtbank
:
wijst de vordering af;
veroordeelt [naam eiseres] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de gemeente bepaald op € 639,- aan griffierecht en € 1.086,- (2pt x € 543,-) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
623