ECLI:NL:RBROT:2020:9332

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
19 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/583919 / FA RK 19-8888
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en toewijzing aan de vrouw in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2020 een beschikking gegeven betreffende het ouderlijk gezag over de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans, verzocht de rechtbank om het gezamenlijk gezag met de man te beëindigen en het gezag alleen aan haar toe te kennen. De man, die niet op de zitting verscheen, heeft geen verweer gevoerd tegen dit verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, aangezien de man geen invulling geeft aan zijn ouderlijk gezag en er al meer dan een jaar geen contact tussen de man en de minderjarige is geweest. De rechtbank oordeelde dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van het kind is en dat de vrouw het gezag alleen moet uitoefenen. De rechtbank benadrukte ook het belang van de relatie tussen de minderjarige en zijn vader, en dat de vrouw de ontwikkeling van deze relatie moet bevorderen. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team familie
zaaknummer / rekestnummer: C/10/583919 / FA RK 19-8888
Beschikking van 13 oktober 2020 betreffende het ouderlijk gezag
in de zaak van:
[naam vrouw], de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw] ,
advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans te Rotterdam,
t e g e n
[naam man], de man,
wonende [woonplaats man] .

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de vrouw, ingekomen op 16 oktober 2019;
  • het F9 formulier met bijlagen van de vrouw van 29 april 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Daarbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht (hierna: de raad), vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vrouw de vertaling van productie 1 en 2 overgelegd.

2..De vaststaande feiten

2.1.
Op 2 december 2016 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken door de rechtbank in Denenmarken. Deze uitspraak is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] .
2.3.
Het ouderlijk gezag over de minderjarige wordt door de ouders gezamenlijk uitgeoefend.
3. De beoordeling
3.1.
De vrouw verzoekt te bepalen dat het gezag over de minderjarige alleen aan haar toekomt.
3.1.1.
De man verweert zich niet tegen dit verzoek.
3.1.2.
Het gezamenlijk gezag kan op grond van artikel 1:253n BW worden beëindigd bij gewijzigde omstandigheden sinds de aanvang van het gezamenlijk gezag of als bij de beslissing tot gezamenlijk gezag van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Als één van deze gevallen zich voordoet, zal vervolgens beoordeeld moeten worden of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag. Van toepassing is het in artikel 1:251a BW vermelde criterium dat er een onaanvaardbaar risico is dat een kind klem of verloren dreigt te raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. Doet dit zich voor dan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over de minderjarige toekomt.
3.1.3.
Door de vrouw is onweersproken gesteld dat er sprake is van een gewijzigde omstandigheid als hiervoor bedoeld en dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De man geeft geen invulling aan zijn ouderlijk gezag. Het laatste fysieke contact tussen de man en de minderjarige dateert van januari 2019. De man toont geen initiatief om het contact te herstellen, en op voorstellen van de vrouw, gedaan via haar advocaat, reageert de man niet. De man toont geen interesse in de minderjarige; hij informeert niet bij de vrouw naar de minderjarige, evenmin vraagt hij om een foto van de minderjarige. De communicatie tussen partijen is zeer beperkt en moeizaam. Partijen hebben zelf al een jaar geen contact meer. De man is ook telefonisch niet bereikbaar voor de vrouw; hij reageert niet op de oproepen. Omdat partijen gezamenlijk gezag hebben, heeft de vrouw de toestemming van de man nodig bij het nemen van belangrijke beslissingen over de minderjarige. Doordat de man voor de vrouw niet dan wel heel slecht bereikbaar is, is het voor haar niet mogelijk om gezamenlijk met de man beslissingen te nemen of zijn vereiste toestemming te verkrijgen voor zaken aangaande de minderjarige. De basis voor de uitoefening van het gezamenlijk ouderlijk gezag ontbreekt.
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen.
3.1.4.
Ten overvloede vermeldt de rechtbank in navolging van de raad dat het belangrijk is voor de identiteitsontwikkeling van de minderjarige dat zijn vader en de cultuur van zijn vader, onderdeel van blijven in het leven van de minderjarige. De minderjarige moet in staat worden gesteld om een eigen beeld, zo mogelijk een positief beeld, van zijn vader te vormen. De vrouw kan hier aan bijdragen bijvoorbeeld door een foto van de man op de kamer van de minderjarige te plaatsen, hem vertrouwd te houden met de Deense taal en culturele gebruiken. De vrouw houdt de verplichting de ontwikkeling van de banden van de minderjarige met de man te bevorderen (artikel 1:247 BW).
De advocaat van de vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd het voorgaande (nogmaals) met de vrouw te bespreken.
3.2.
Gelet op de aard van de procedure bepaalt de rechtbank dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

4..De beslissing

De rechtbank:
4.1.
beëindigt het gezamenlijk gezag en bepaalt dat het gezag over de minderjarige
[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum minderjarige] 2010 te [geboorteplaats minderjarige] , voortaan aan de vrouw toekomt;
4.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier A.D. Lavieren op 13 oktober 2020.
Voor zover in deze beschikking een of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, staat tegen deze beschikking hoger beroep open bij het gerechtshof Den Haag. Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.
Door verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden moet het hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de beschikking. Voor andere belanghebbenden geldt een termijn van drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden voor het instellen van hoger beroep.