In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk opgelegd bij beschikking van 4 oktober 2019 en liep tot 4 oktober 2020. De gecertificeerde instelling, het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar. Dit verzoek is gedaan omdat er door wachtlijstproblematiek niet de noodzakelijke stappen zijn gezet in het afgelopen jaar. De ouders en [naam kind] zijn inmiddels aangemeld bij Zicht op de Toekomst voor begeleiding door een kindtherapeut.
Tijdens de zitting is de vader, de moeder, de grootouders van vaderszijde en een vertegenwoordigster van de GI gehoord. De vader steunt het verzoek van de GI, maar uit zijn frustratie over de uitvoering van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft ingestemd met het verzoek en erkent dat ze zich moet leren beheersen. De grootouders van vaderszijde zijn echter niet blij met het verzoek, omdat zij vinden dat er al veel mensen bij hen thuis zijn geweest zonder dat er significante stappen zijn gezet.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter oordeelt dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen, zodat de GI kan blijven monitoren en begeleiden in het contactherstel tussen de moeder en [naam kind]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 4 oktober 2021 en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.