ECLI:NL:RBROT:2020:9553

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 september 2020
Publicatiedatum
26 oktober 2020
Zaaknummer
C/10/601231 / JE RK 20-2133
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling in jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 september 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West om de ondertoezichtstelling van een minderjarig kind, hierna te noemen [naam kind], te verlengen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 19 oktober 2020. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder niet aanwezig was, maar wel een brief had ingediend. De vader was ambivalent over het verzoek van de GI, enerzijds vreesde hij voor misbruik van het ouderlijk gezag door de moeder, anderzijds had hij geen vertrouwen meer in de GI.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders positieve stappen hebben gezet in hun persoonlijke ontwikkeling en dat [naam kind] inmiddels goed functioneert op school. Er waren echter nog steeds zorgen over de strijd tussen de ouders en de impact daarvan op [naam kind]. De GI en de vader verwachtten geen verdere progressie binnen het gedwongen kader. De moeder had in haar brief aan de kinderrechter ook aangegeven het niet eens te zijn met het verzoek van de GI. Op basis van deze overwegingen heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, waardoor de ondertoezichtstelling op 19 oktober 2020 eindigt.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in aanwezigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/601231 / JE RK 20-2133
datum uitspraak: 29 september 2020

beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Dordrecht,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind] , hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 28 juli 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- het faxbericht met bijlage van de GI van 28 september 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- de brief van de moeder van 28 september 2020, ingekomen bij de griffie op dezelfde datum,
- de brief van de GI, overhandigd ter zitting.
Op 29 september 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam vertegenwoordigster] .
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder (met kennisgeving).

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 3 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
19 oktober 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er was veel spanning rondom de schoolkeuze van [naam kind] . De ondertoezichtstelling heeft geleid tot een advies van een onderwijsconsulent over een passende onderwijsplek. Inmiddels heeft [naam kind] het naar haar zin op de nieuwe school. Er is sprake van een prille positieve ontwikkeling. De GI kan monitoren of hulpverlening blijft plaatsvinden, maar de ouders zijn niet langer bereid om samen te werken met de GI. De ondertoezichtstelling levert de ouders stress op. De GI erkent dat een ondertoezichtstelling nog maar weinig toegevoegde waarde heeft, gezien de (zeer) moeizame samenwerking met de ouders.

Het standpunt van de vader

De vader staat ambivalent tegenover het verzoek van de GI. Enerzijds vreest de vader dat er zonder de ondertoezichtstelling misbruik van het ouderlijk gezag (door de moeder) zal plaatsvinden, anderzijds heeft hij geen vertrouwen meer in de GI. De communicatie tussen de vader en de jeugdbeschermer verloopt stroef. Er worden onjuiste uitspraken gedaan door de GI en de GI stelt zich niet neutraal op.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. Er waren destijds ernstige zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] . [naam kind] zat klem in de strijd tussen de ouders en werd belast met de spanningen. Ook werd [naam kind] langdurig gepest op school en was de communicatie tussen de moeder en school verslechterd. Gedurende de ondertoezichtstelling hebben de ouders positieve stappen gezet. De ouders hebben gewerkt aan hun persoonlijke problematiek en hebben opvoedondersteuning gekregen. Ook krijgt [naam kind] persoonlijke begeleiding van Eleos. Daarnaast hebben de ouders ingestemd met de schoolkeuze en zit [naam kind] inmiddels op haar plek op de nieuwe school.
Er bestaan nog wel zorgen over de strijd tussen de ouders en de impact daarvan op de ontwikkeling van [naam kind] . De ouders hebben het beste met haar voor, maar zijn niet altijd in staat om het belang van [naam kind] voorop te stellen. Ter zitting is gebleken dat de GI en de vader geen progressie meer verwachten binnen het gedwongen kader. Ook de moeder heeft in haar brief aan de kinderrechter kenbaar gemaakt dat zij het niet eens met het verzoek van de GI. Op grond hiervan wijst de kinderrechter het verzoek van de GI af, zodat de ondertoezichtstelling van [naam kind] op 19 oktober 2020 eindigt.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2020 door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.M.C. van der Knaap als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.