ECLI:NL:RBROT:2020:956

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
C/10/589984 / FA RK 20-349
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot rechterlijke machtiging voor voortzetting verblijf op basis van Wzd

Op 27 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging voor de voortzetting van het verblijf van een betrokkene in een zorginstelling, ingediend door het CIZ. Het verzoekschrift is op 21 januari 2020 ingekomen en bevatte diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat, en enkele zorgverleners aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de diagnose van de betrokkene nog niet met zekerheid kon worden gesteld. Er waren aanwijzingen voor hersenletsel, maar de exacte oorzaak was onduidelijk. De rechtbank concludeerde dat er op dat moment geen sprake was van een psychogeriatrische aandoening in de zin van de Wet zorg en dwang (Wzd). Bovendien bleek dat de betrokkene vrijwillig op de afdeling wilde blijven, wat de noodzaak voor een rechterlijke machtiging ondermijnde.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot rechterlijke machtiging afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke criteria. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.M. Coenraad en is op 30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/589984 / FA RK 20-349
Rechterlijke machtiging tot voorzetting van het verblijf
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 27 januari 2020 betreffende een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
het CIZ,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende te [adres betrokkene] , [woonplaats betrokkene] ,
thans verblijvende in Zonnehuisgroep, locatie Het Zonnehuis, te Vlaardingen.
advocaat mr. M.H. de Lange te Vlaardingen.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen op 21 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door R. van der Boor, specialist ouderengeneeskunde, van 16 januari 2020;
- de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 17 januari 2020;
- de verklaring van de zorgaanbieder Zonnehuisgroep Vlaardingen van de accommodatie waarin betrokkene is opgenomen van 17 januari 2020;
- het zorgplan van 23 december 2019;
- een uittreksel uit het curateleregister.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 januari 2020.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hierboven genoemde advocaat;
  • [naam 1] , echtgenote van betrokkene;
  • [naam 2] , arts, verbonden aan Zonnehuisgroep Vlaardingen, locatie Het Zonnehuis;
  • [naam 3] , verzorgende-IG, eveneens verbonden aan Zonnehuisgroep Vlaardingen, locatie Het Zonnehuis.

2.Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd.
De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de betrokkene als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap leidt tot ernstig nadeel, de voortzetting van het verblijf noodzakelijk is om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden en er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat de diagnose van betrokkene op dit moment nog niet met zekerheid gesteld kan worden. Weliswaar is sprake van hersenletsel, maar dit letsel heeft vooralsnog twee mogelijke oorzaken. Er is een verdenking van frontale schade door een val na een epileptische aanval, met niet-aangeboren hersenletsel tot gevolg. Daarnaast is er een verdenking van fronto-temporale dementie. Verdere diagnostiek is ingezet en het aanvullende onderzoek loopt nog. Daarmee staat op dit moment nog niet vast dat sprake is van een psychogeriatrische aandoening, dan wel een psychogeriatrische aandoening gepaard gaand met een psychische stoornis, in de zin van de Wzd.
2.3.
Overigens is ter zitting verder gebleken dat bij betrokkene sprake is van vrijwilligheid met betrekking tot de voortzetting van het verblijf. Een terugkeer naar huis is momenteel geen reële mogelijkheid, gelet op de geringe belastbaarheid van de echtgenote van betrokkene en het feit dat betrokkene zorg nodig heeft. Betrokkene erkent dit en geeft aan baat te hebben bij de geboden structuur op de afdeling. Hij is bereid vrijwillig op de afdeling te blijven, totdat er een andere geschikte plek voor hem gevonden is.
Met zowel de arts als de echtgenote van betrokkene heeft de rechtbank hier voldoende vertrouwen in. Betrokkene heeft ter zitting kenbaar gemaakt graag meer vrijheden te hebben. Hierop heeft de arts toegezegd om betrokkene op zeer korte termijn meer vrijheden toe te kennen.
2.4.
Gelet op het voorgaande is niet voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot voortzetting van het verblijf als bedoeld in de Wzd. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af
Deze beschikking is op 27 januari 2020 mondeling gegeven door mr. L.M. Coenraad, rechter, in tegenwoordigheid van K.J. Gielen, griffier, en op 30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.