Op 27 januari 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging voor de voortzetting van het verblijf van een betrokkene in een zorginstelling, ingediend door het CIZ. Het verzoekschrift is op 21 januari 2020 ingekomen en bevatte diverse bijlagen, waaronder medische verklaringen en een zorgplan. Tijdens de mondelinge behandeling waren de betrokkene, zijn advocaat, en enkele zorgverleners aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de diagnose van de betrokkene nog niet met zekerheid kon worden gesteld. Er waren aanwijzingen voor hersenletsel, maar de exacte oorzaak was onduidelijk. De rechtbank concludeerde dat er op dat moment geen sprake was van een psychogeriatrische aandoening in de zin van de Wet zorg en dwang (Wzd). Bovendien bleek dat de betrokkene vrijwillig op de afdeling wilde blijven, wat de noodzaak voor een rechterlijke machtiging ondermijnde.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot rechterlijke machtiging afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke criteria. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter L.M. Coenraad en is op 30 januari 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.