ECLI:NL:RBROT:2020:9574

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
8484864 CV EXPL 20-1937
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten door zorgverzekeraar aan bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 8 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap AnderZorg N.V. en een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, in de hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van een persoon. AnderZorg vorderde betaling van € 101,52, vermeerderd met wettelijke rente, van de gedaagde partij, die als bewindvoerder optreedt. De vordering is gebaseerd op een zorgverzekering die de persoon bij AnderZorg had afgesloten, waarbij premie en zorgkosten verschuldigd zijn. De bewindvoerder heeft de verschuldigdheid van de hoofdsom niet betwist, maar wel de buitengerechtelijke kosten en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding correct was betekend en dat de vordering voor het grootste deel werd toegewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten toegewezen aan de zijde van AnderZorg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8484864 CV EXPL 20-1937
uitspraak: 8 oktober 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
AnderZorg N.V.,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
gemachtigde: Landelijke Associatie van Gerechtsdeurwaarders,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] , in de hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van [naam persoon] ,
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
procederend bij: mr. M.A. Bos.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘AnderZorg’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 7 april 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
de conclusie van repliek,
de conclusie van dupliek.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[naam persoon] (hierna: [naam persoon] ) heeft bij AnderZorg een zorgverzekering afgesloten zoals bedoeld in de Zorgverzekeringswet. Op grond van deze overeenkomst is premie, eigen risico, eigen bijdrage en eventueel niet voor vergoeding in aanmerking komende maar wel voorgeschoten zorgkosten verschuldigd.
2.3
Bij beschikking van 20 juni 2019 is het vermogen van [naam persoon] onder bewind gesteld met benoeming van [gedaagde] tot bewindvoerder.

3..Het geschil

3.1
AnderZorg vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan AnderZorg van een bedrag van € 101,52, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 50,- vanaf 31 maart 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2
AnderZorg legt nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst aan de vordering ten grondslag. [naam persoon] is gehouden om eventueel voorgeschoten maar niet voor vergoeding in aanmerking komende zorgkosten te betalen. [naam persoon] heeft niet aan deze verplichting voldaan voor de factuur van 17 februari 2017. De achterstand bedraagt inclusief rente en kosten € 101,52.
3.3
[gedaagde] heeft op de vordering gereageerd. Hierop wordt voor zover van belang in deze procedure in het navolgende ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Van nietigheid van de dagvaarding zoals [gedaagde] stelt, is geen sprake. In de Verzamelspoedwet COVID-19 is bepaald dat voor de toepassing van artikel 47 lid 1 derde volzin Rv van een feitelijke onmogelijkheid om aan een van de in artikel 46 lid 1 Rv bedoelde personen afschrift te laten, steeds sprake is zolang de richtlijnen van het RIVM voorschrijven dat personen afstand houden wegens besmettingsgevaar met COVID-19. De dagvaarding is juist betekend.
4.2
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de hoofdsom niet weersproken, zodat de vordering voor dat deel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente nu vaststaat dat [gedaagde] in verzuim is.
4.3
[gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten. Op basis van artikel 6:96 lid 2 sub c jo. lid 6 BW kan AnderZorg buitengerechtelijke incassokosten vorderen wanneer zij heeft geprobeerd de vordering buiten rechte betaald te krijgen. De aanmaning van 28 juni 2019 voldoet aan de wettelijke vereisten zodat [gedaagde] na het verstrijken van de termijn de buitengerechtelijke kosten verschuldigd is geworden. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.4
Voor de proceskosten bepaalt de wet dat de partij die in het ongelijk wordt gesteld de proceskosten moet betalen. [gedaagde] acht dit in het onderhavige geval onredelijk omdat AnderZorg wist dat sprake is van bewindvoering in verband met problematische schulden. [gedaagde] heeft kenbaar gemaakt dat de financiële situatie wordt geïnventariseerd en gestabiliseerd, maar dat er nog geen ruimte is voor aflossingen. Dat AnderZorg desondanks overgaat tot dagvaarding zorgt voor onnodige toename van de kosten, aldus [gedaagde] .
4.5
Het voorgaande laat echter onverlet dat het gevorderde bedrag verschuldigd is, dat [gedaagde] hiervoor is aangemaand, maar dat geen betaling of voorstel voor een betaalregeling of een concreet uitzicht daarop is ontvangen. Van opschorting van de invordering zoals [gedaagde] aanvoert is geen sprake nu geen stabilisatieovereenkomst is tot stand gekomen zoals AnderZorg had geëist. Gelet op al het voorgaande heeft AnderZorg in redelijkheid de onderhavige procedure kunnen beginnen. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld in de proceskosten.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan AnderZorg te betalen een bedrag van € 101,52, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 50,- vanaf 31 maart 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van AnderZorg vastgesteld op € 124,- aan griffierecht, € 105,09 aan dagvaardingskosten en € 72,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645