ECLI:NL:RBROT:2020:9638

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
KTN-8383801_16072020
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van financiële compensatie na beëindiging dienstverband en verlaten van dienstwoning

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en de R.K. Parochie Heilige Theresia van Ávila. [Eiseres] vorderde een bedrag van € 16.667,19 van de Parochie, bestaande uit een hoofdsom, rente en buitengerechtelijke kosten, als compensatie voor het verlaten van de pastorie na beëindiging van haar dienstverband. De Parochie had eerder een transitievergoeding van € 15.609,70 betaald en was veroordeeld tot een billijke vergoeding van € 96.684,84, maar er was een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin partijen overeenkwamen dat [eiseres] een bruto vergoeding van € 37.705,46 zou ontvangen voor haar verhuis- en inrichtingskosten.

De Parochie voerde aan dat de vergoeding onderhevig was aan belastinginhoudingen, omdat de pastorie als dienstwoning werd aangemerkt. [Eiseres] stelde echter dat de vergoeding onbelast als nettobedrag moest worden uitgekeerd, omdat deze niet onder het fiscale loonbegrip viel. De kantonrechter oordeelde dat de Parochie niet voldoende had onderbouwd dat de vergoeding niet als nettobedrag kon worden uitgekeerd zonder inhoudingen en dat zij haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet was nagekomen. De rechter wees de vordering van [eiseres] toe en veroordeelde de Parochie tot betaling van het gevorderde bedrag, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en stelde de proceskosten vast.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om hun afspraken in een vaststellingsovereenkomst zorgvuldig te onderbouwen en de fiscale implicaties van dergelijke overeenkomsten in overweging te nemen. De Parochie werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8383801 \ CV EXPL 20-1018
uitspraak: 16 juli 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.W. de Haij,
tegen
de kerkelijke rechtspersoon
R.K. PAROCHIE HEILIGE THERESIA VAN ÁVILA,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
gemachtigde: mr. drs. E.L. Pasma.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” en “de Parochie”.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het exploot van dagvaarding van 2 maart 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • de conclusie van repliek, met één productie;
  • de conclusie van dupliek.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten.
[eiseres] is met ingang van 1 mei 2007 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) de Parochie in de functie van pastoraal werker.
Tijdens het dienstverband heeft [eiseres] gewoond in de pastorie (hierna: de pastorie) van de Fatimakerk, staande en gelegen aan de [adres] , die daarmee bouwkundig verbonden is.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen is door de Parochie opgezegd tegen 1 mei 2017, waarbij aan [eiseres] een transitievergoeding is betaald van € 15.609,70 bruto.
[eiseres] heeft bij de rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, (onder andere) verzocht om toekenning van een billijke vergoeding. Bij beschikking van 7 december 2017 is de Parochie veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een billijke vergoeding van € 96.684,84 bruto.
Tegen voornoemde beschikking van 7 december 2017 heeft de Parochie hoger beroep ingesteld. Tijdens deze procedure hebben partijen een schikking getroffen die is vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van 13 februari 2019.
In de vaststellingsovereenkomst zijn partijen onder meer het volgende overeengekomen:
“4. [eiseres] zal de Pastorie conform het Proces-Verbaal uiterlijk op 31 maart 2019 onder
afgifte van alle sleutels leeg en bezemschoon opleveren en ter beschikking stellen
aan de Parochie. [eiseres] zat de Pastorie niet in “oorspronkelijke staat” terugbrengen. [eiseres] zat de
badkamer en de keuken met apparatuur in de Pastorie achterlaten.
[…]
Financiële compensatie voor verlaten Pastorie
13. [eiseres] zal een bedrag groot € 37.705,46 ontvangen ter compensatie van het verlaten van de Pastorie, door haar te maken verhuis- en inrichtingskosten en toekomstige huurlasten. Indien en voor zover een dergelijke vergoeding met inachtneming van de geldende juridische en fiscale wet- en regelgeving zonder inhoudingen en afdrachten kan worden gedaan aan [eiseres] , en mits deze betaalwijze voor de Parochie niet tot aanvullende kosten of heffingen zal leiden, zal genoemde vergoeding als nettobedrag aan [eiseres] worden uitgekeerd ten titel van ‘financiële compensatie voor het met wederzijds goedvinden beëindigen van het gebruik van de pastorie’.”

3..De vordering, de grondslag en het verweer

3.1
[eiseres] heeft gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Parochie te veroordelen tot betaling aan haar van in totaal € 16.667,19 – zijnde € 15.501,95 aan hoofdsom, € 235,22 aan van 1 mei 2019 tot 1 februari 2020 verschenen rente en € 930,02 aan buitengerechtelijke kosten – te vermeerderen met de wettelijke rente over € 15.737,17 vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van de Parochie in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis.
3.2
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiseres] aan haar eis het volgende ten grondslag gelegd. De in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen vergoeding van € 37.705,46 bruto valt niet onder het fiscale loonbegrip en dient derhalve onbelast netto te worden uitgekeerd. Nu de Parochie een bedrag van € 22.203,51 netto heeft voldaan, is zij uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst nog een bedrag van € 15.501,95 verschuldigd.
3.3
De Parochie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Zij heeft daartoe – voor zover van belang – het volgende aangevoerd. Partijen zijn overeengekomen dat op het bedrag van € 37.705,46 bruto mogelijk nog belasting moest worden ingehouden. De pastorie moet worden aangemerkt als een dienstwoning, zodat de overeengekomen vergoeding voor het verlaten van de pastorie samenhangt met de dienstbetrekking en valt onder de Regeling verhuiskostenvergoeding. Hierin is bepaald dat een verhuiskostenvergoeding in het kader van een dienstverband slechts onbelast is tot de daadwerkelijke verhuiskosten vermeerderd met een (onbelast) bedrag van € 7.750,-. [eiseres] heeft zich, ondanks het verzoek van de Parochie, niet uitgelaten over de daadwerkelijke verhuiskosten. Gelet hierop heeft de Parochie op het belaste deel van € 29.955,46 terecht een bedrag van € 15.501,95 aan fiscale lasten in mindering gebracht.

4..De beoordeling van het geschil

4.1
De Parochie heeft allereerst betoogd dat [eiseres] geen belang heeft bij de vordering, omdat [eiseres] hetgeen zij stelt van de Parochie te vorderen te hebben, ook zou kunnen terugvragen bij de Belastingdienst. Dit betoog slaagt niet. Wat er zij van de genoemde mogelijkheid voor [eiseres] : zij heeft er belang bij door de Parochie eenvoudigweg betaald te krijgen waar zij uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst met de Parochie recht op heeft, zonder daarover zelf te hoeven gaan corresponderen met een derde, in dit geval de Belastingdienst.
4.2
Tussen partijen is niet in geschil dat zij ter beëindiging van de procedure in hoger beroep een minnelijke regeling hebben getroffen waarbij zij zijn overeengekomen dat de Parochie (onder meer) een bedrag van € 37.705,46 bruto zou voldoen ter zake van compensatie van het verlaten van de pastorie, door [eiseres] te maken verhuis- en inrichtingskosten en toekomstige huurlasten. Evenmin is in geschil dat partijen daarbij in de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen dat de vergoeding als nettobedrag aan [eiseres] wordt uitgekeerd indien en voor zover dit, met inachtneming van de geldende juridische en fiscale wet- en regelgeving, zonder inhoudingen en afdrachten kan worden gedaan en mits deze betaalwijze voor de Parochie niet tot aanvullende kosten of heffingen zal leiden. Een redelijke uitleg van deze afspraken brengt mee dat het aan de Parochie is om te onderzoeken of een vergoeding als nettobedrag fiscaal mogelijk is en niet tot aanvullende kosten of heffingen zal leiden en, wanneer dit niet zo is, dit naar [eiseres] te onderbouwen.
4.3
De Parochie heeft in dit verband advies ingewonnen bij register belastingadviseur [naam] ( [naam] ) en zijn antwoord, bij mail van 18 april 2019, overgelegd. In het verlengde van dat antwoord beroept de Parochie zich op de Regeling verhuiskostenvergoeding, waarin is bepaald dat slechts de daadwerkelijke verhuiskosten en de herinrichtingskosten tot bedrag van € 7.750,- onbelast kunnen worden vergoed. Blijkens dit antwoord is [naam] er echter zonder meer van uitgegaan dat het gaat om het verlaten van een dienstwoning. Noch uit de vraag aan [naam] , noch uit diens antwoord blijkt dat is onderzocht wat de fiscale mogelijkheden tot vergoeding als nettobedrag zouden zijn als de woning als oneigenlijke dienstwoning zou worden aangemerkt en er dus ook sprake zou zijn van een huurrelatie tussen partijen. Een dergelijke vraag en onderzoek hadden te meer in de rede gelegen, nu de kantonrechter in de beschikking van 7 december 2017 heeft geoordeeld dat geen sprake is van een dienstwoning. Ook al hebben partijen in de vaststellingsovereenkomst afstand gedaan van hun rechten voortvloeiend uit de genoemde beschikking van de kantonrechter, dat ontsloeg de Parochie niet van haar verplichting ten behoeve van [eiseres] te onderzoeken of deze zienswijze fiscaal gunstiger zou zijn en een vergoeding als nettobedrag mogelijk zou maken. Het voorgaande betekent dat de Parochie met de verwijzing naar het advies van [naam] niet heeft onderbouwd dat een vergoeding als nettobedrag aan [eiseres] niet zonder inhoudingen en afdrachten kan worden gedaan of voor de Parochie tot aanvullende kosten of heffingen zal leiden.
4.4
Nu de Parochie dit evenmin anderszins heeft onderbouwd, is de slotsom van het voorgaande dat de Parochie gehouden is tot vergoeding als nettobedrag. De gevorderde hoofdsom van € 15.501,96 is derhalve toewijsbaar.
4.5
De onweersproken buitengerechtelijke incassokosten van € 930,02 komen voor toewijzing in aanmerking, nu niet weersproken is dat er buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en ook overigens aan de wettelijke vereisten voor toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten is voldaan.
4.5
De gevorderde rente zal als niet weersproken worden toegewezen.
4.6
De Parochie zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

5..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt de Parochie om aan [eiseres] te betalen € 16.667,19 aan hoofdsom, verschenen rente en buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 15.737,17 vanaf 1 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt de Parochie in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 599,89 aan verschotten en € 720,- aan salaris voor de gemachtigde,
te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na de datum van betekening van dit vonnis;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. P.G.J. van den Berg en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
590