ECLI:NL:RBROT:2020:9952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
8672612 CV EXPL 20-3579
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en toewijzing van wettelijke rente en kosten

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een vordering van eiseres, h.o.d.n. [handelsnaam 1], tegen gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam 2]. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 6.237,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, alsook kosten voor juridische bijstand. De procedure begon met een dagvaarding op 16 juli 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde. Een mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2020, waarbij gedaagde niet aanwezig was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres werkzaamheden heeft verricht voor gedaagde en dat gedaagde in beginsel gehouden is tot betaling. Gedaagde voerde aan dat hij schade had geleden door de werkzaamheden van eiseres, maar dit verweer werd niet onderbouwd met bewijs. De kantonrechter heeft daarom het verweer van gedaagde gepasseerd en de vordering van eiseres toegewezen. De gevorderde hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten zijn toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van eiseres.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde aan eiseres moet betalen een totaalbedrag van € 6.923,85, inclusief wettelijke handelsrente vanaf 25 mei 2020. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 236,- aan griffierecht, € 87,20 aan dagvaardingskosten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8672612 CV EXPL 20-3579
uitspraak: 5 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[eiseres] , h.o.d.n. [handelsnaam 1]
wonende en handelende te [woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: Juristu Incassodiensten BV,
tegen:
[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam 2] ,
wonende en handelende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 16 juli 2020, met producties;
de conclusie van antwoord van 20 juli 2020 en de aanvulling daarop van 17 augustus 2020;
het tussenvonnis van 20 augustus 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 september 2020.
[gedaagde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
[eiseres] heeft in opdracht van [handelsnaam 2] werkzaamheden verricht. Voor deze werkzaamheden heeft [eiseres] facturen verzonden op 6 en 29 maart en 5, 10 en 25 april 2020.

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
I. tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 6.237,-, te vermeerderen met primair de wettelijke handelsrente, subsidiair de wettelijke rente vanaf 25 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
II. in de buitengerechtelijke kosten van € 686,85;
III. tot betaling van een bedrag van € 1.210,- aan kosten voor juridische bijstand;
IV. in de proceskosten en de nakosten.
3.2
[eiseres] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] is gehouden te betalen voor de werkzaamheden die [eiseres] in opdracht van [handelsnaam 2] heeft verricht. De vordering bedraagt in totaal € 6.237,-. Voor de facturen gold een betalingstermijn van 30 dagen, waarna de wettelijke handelsrente is verschuldigd geworden. [eiseres] heeft buitengerechtelijke kosten moeten maken, welke worden bepaald op € 686,85,
3.3
[gedaagde] heeft op de dagvaarding gereageerd. Hierop wordt in het navolgende ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Partijen zijn het erover eens dat [eiseres] werkzaamheden heeft verricht voor [handelsnaam 2] en dat [gedaagde] in beginsel voor die werkzaamheden moet betalen.
4.2
[gedaagde] heeft aangevoerd dat hij schade heeft geleden doordat [eiseres] zijn werk niet goed heeft uitgevoerd. [eiseres] heeft schade veroorzaakt bij een klant, materialen niet teruggegeven en [gedaagde] bedreigd en diens woning beschadigd, waarvan aangifte is gedaan. [gedaagde] wenst die schade kennelijk te verrekenen.
4.3
[eiseres] heeft hetgeen door [gedaagde] is aangevoerd ter zitting gemotiveerd tegengesproken. Daarop heeft [gedaagde] , die immers niet was verschenen, niet gereageerd. Omdat [gedaagde] zijn verweer ook verder niet met enig bewijs heeft onderbouwd, zal daarom aan het verweer voorbij worden gegaan. De gevorderde hoofdsom van € 6.237,- die verder niet is weersproken zal dan ook worden toegewezen.
4.4
De gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten zullen eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.5
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Voor toewijzing van de procedurekosten zoals [eiseres] vordert is geen enkele aanleiding nog daargelaten dat ook buitengerechtelijke kosten en proceskosten worden gevorderd. De proceskosten worden op de voet van artikel 237 lid 3 Rv ambtshalve begroot, het salaris van de gemachtigde volgens het standaard liquidatietarief.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.923,85,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van € 6.237,-vanaf 25 mei 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 236,- aan griffierecht, € 87,20 aan dagvaardingskosten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, het nasalaris begroot op € 120,-. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.R. Roukema en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645