Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
5..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 5 november 2020 uitspraak gedaan in een vordering van eiseres, h.o.d.n. [handelsnaam 1], tegen gedaagde, h.o.d.n. [handelsnaam 2]. Eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 6.237,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, alsook kosten voor juridische bijstand. De procedure begon met een dagvaarding op 16 juli 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord van gedaagde. Een mondelinge behandeling vond plaats op 30 september 2020, waarbij gedaagde niet aanwezig was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiseres werkzaamheden heeft verricht voor gedaagde en dat gedaagde in beginsel gehouden is tot betaling. Gedaagde voerde aan dat hij schade had geleden door de werkzaamheden van eiseres, maar dit verweer werd niet onderbouwd met bewijs. De kantonrechter heeft daarom het verweer van gedaagde gepasseerd en de vordering van eiseres toegewezen. De gevorderde hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten zijn toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van eiseres.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat gedaagde aan eiseres moet betalen een totaalbedrag van € 6.923,85, inclusief wettelijke handelsrente vanaf 25 mei 2020. Gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 236,- aan griffierecht, € 87,20 aan dagvaardingskosten en € 600,- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.