ECLI:NL:RBROT:2020:9953

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
8242540 CV EXPL 19-54602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.M. van de Ven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgverzekeringspremie met verweer op basis van betaalbewijzen

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Rotterdam, heeft de naamloze vennootschap Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde die in persoon procedeert. De zaak betreft een geschil over de betaling van zorgverzekeringspremies. De gedaagde had de mogelijkheid gekregen om betaalbewijzen van haar gestelde betalingen in te dienen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat de gedaagde een deel van het gevorderde bedrag had betaald. Zilveren Kruis betwistte de betalingen en overhandigde een overzicht van ontvangen betalingen ter onderbouwing van hun standpunt. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de gedaagde niet voldoende was onderbouwd en wees de vordering van Zilveren Kruis toe.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 947,03, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 december 2019. Daarnaast is de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op een totaal van € 902,07. Dit bedrag omvat griffierecht, dagvaardingskosten en het salaris voor de gemachtigde van Zilveren Kruis. Het vonnis is uitgesproken op 6 november 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8242540 CV EXPL 19-54602
uitspraak: 6 november 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
die procedeert in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Zilveren Kruis’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1. het tussenvonnis van 21 augustus 2020 en de daarin genoemde stukken.
Het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De verdere beoordeling

2.1
Bij tussenvonnis van 21 augustus 2020 is [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om betaalbewijzen van de door haar gestelde betalingen in het geding te brengen. [gedaagde] heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt en niets meer van zich laten horen.
2.2
[gedaagde] heeft geen gedetailleerde betaalbewijzen in het geding gebracht waaruit blijkt naar welk ontvangend rekeningnummer de betalingen zijn gedaan. Ook is onduidelijk welk kenmerk bij de betaling is gebruikt. Zilveren Kruis betwist dat zij de betalingen heeft ontvangen en wijst hiervoor naar het door haar bij repliek overgelegde overzicht met ontvangen betalingen. Vanwege het ontbreken van nadere onderbouwing door [gedaagde] van de door haar gestelde betalingen – door middel van gedetailleerde betaalbewijzen – kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] een gedeelte van het door Zilveren Kruis gevorderde bedrag al heeft betaald.
De kantonrechter verwerpt daarom het verweer van [gedaagde] en wijst de vordering toe.
2.3
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
2.4
Zilveren Kruis maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Deze kosten heeft zij reeds in mindering gebracht op betalingen van [gedaagde] . Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat Zilveren Kruis ook aanspraak kan maken op de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De resterende vordering van € 947,03 bestaat uit hoofdsom.
2.5
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

3..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan Zilveren Kruis te betalen een bedrag van € 947,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 vanaf 10 december 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zilveren Kruis vastgesteld op € 499,- aan griffierecht, € 103,07 aan dagvaardingskosten en € 300,- (2,5 punt à € 120,-) aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
41645