In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot het opleggen van verplichte zorg werd ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam op 29 juni 2020. De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. N.J. Batelaan, en een psychiater van Youz De Fjord werden gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij betrokkene sprake is van psychische stoornissen, maar dat er ook een alternatief is om het ernstige nadeel af te wenden. Betrokkene heeft tijdens de behandeling aangegeven dat zij zich beter voelt en dat zij bereid is om vrijwillig bij Youz te blijven voor behandeling. De psychiater bevestigde deze positieve ontwikkeling en de rechtbank heeft voldoende vertrouwen in de bereidheid van betrokkene om de behandeling op vrijwillige basis voort te zetten.
Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank besloten het verzoek tot zorgmachtiging af te wijzen. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. B. Krijnen en schriftelijk uitgewerkt en getekend op 22 juli 2020.