ECLI:NL:RBROT:2020:9987

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
C/10/599635 / FA RK 20-4856
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met dementie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 juli 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek om een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, in dit geval dementie. Het verzoek is ingediend door het CIZ en betreft een cliënt die op vrijwillige basis verblijft in een zorginstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt zich niet verzet tegen de opname en dat hij goed benaderbaar is. Tijdens de mondelinge behandeling is de cliënt, samen met zijn advocaat, gehoord, evenals een specialist ouderengeneeskunde van de zorginstelling. De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van ernstig nadeel als gevolg van de aandoening van de cliënt en of opname noodzakelijk is. Hoewel de rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan dementie, is er geen verzet tegen de opname en verblijf in de zorginstelling. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om de rechterlijke machtiging afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.C. Hendriks en schriftelijk uitgewerkt op 27 juli 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/599635 / FA RK 20-4856
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 20 juli 2020 betreffende een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 26 van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (hierna: Wzd)
op verzoek van:
CIZ,
met betrekking tot:
[naam cliënt],
geboren op [geboortedatum cliënt] , [geboorteplaats cliënt] ,
hierna: cliënt,
wonende te [adres cliënt] , [woonplaats cliënt] ,
thans verblijvende in Laurens, locatie Stadszicht, te Rotterdam
advocaat mr. Ch.J. Nicolaï te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van het CIZ, ingekomen ter griffie op 3 juli 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
 het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 27 november 2019;
 de medische verklaring, opgesteld en ondertekend door [naam 1] , arts, van 17 juni 2020;
 de aanvraag voor een rechterlijke machtiging van 2 juli 2020;
 de verklaring van de zorgaanbieder Laurens van de accommodatie waarin cliënt is opgenomen van 17 juni 2020; en
 het zorgplan van 22 juni 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 juli 2020. Bij die gelegenheid zijn overeenkomstig artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de aan het veiligheidsrisico aan het coronavirus niet mogelijk was:
  • cliënt met zijn hierboven genoemde advocaat; en
  • [naam 2] , specialist ouderengeneeskunde, verbonden aan Laurens.

2..Beoordeling

2.1.
De rechter kan op verzoek van het CIZ een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een geregistreerde accommodatie verlenen als bedoeld in artikel 24 lid 1 Wzd. De machtiging kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de rechter het gedrag van de cliënt als gevolg van zijn psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap, dan wel als gevolg van een daarmee gepaard gaande psychische stoornis of een combinatie daarvan leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast zijn de opname en het verblijf noodzakelijk om het nadeel te voorkomen of af te wenden en zijn er geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.2.
Weliswaar is gebleken dat er ten aanzien van cliënt sprake is van een psychogeriatrische aandoening (dementie) en dat deze aandoening (kan) leiden tot ernstig nadeel, maar niet is gebleken dat er sprake is van verzet tegen de opname en het verblijf bij de zorgaanbieder. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart cliënt dat hij geen bezwaar heeft tegen het verblijf in de accommodatie. Volgens de arts is cliënt goed benaderbaar en is er geen sprake van hard verzet. De rechtbank stelt daarmee vast dat cliënt zich niet verzet tegen de opname en het verblijf op de gesloten afdeling. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 20 juli 2020 mondeling gegeven door mr. A.C. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 27 juli 2020 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.