Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..Het geschil
3..De beoordeling
4..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 13 oktober 2021, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. C.C.M. Welten, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. P.W.M. Soekhai. Eiser vorderde onder andere dat gedaagde zou worden veroordeeld om te stoppen met het doen van lasterlijke en smadelijke uitspraken over hem, alsook om een rectificatie te plaatsen op social media. Eiser stelde dat gedaagde al jaren roddels over hem verspreidt en dat dit zijn eer en goede naam aantast. Gedaagde betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat zij zelf slachtoffer is van intimidatie door eiser.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van eiser bevestigd en geoordeeld dat er geen misbruik van procesrecht is. Echter, de rechtbank wees de vorderingen van eiser af. De rechtbank oordeelde dat de vordering tot verbod op lasterlijke uitspraken te onbepaald was om te kunnen worden toegewezen. Ook de vordering tot rectificatie werd afgewezen, omdat eiser niet voldoende onderbouwd had dat gedaagde onrechtmatig had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat spijt een subjectief gevoel is dat niet in rechte kan worden afgedwongen.
Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele en is openbaar uitgesproken.