ECLI:NL:RBROT:2021:1004

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
10/264969-20 / TUL VV: 10/035780-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging en voorhanden hebben van vuurwapen

Op 20 oktober 2020 heeft het slachtoffer via Snapchat een afspraak gemaakt met de verdachte en zijn mededader. Toen het slachtoffer in de auto stapte, richtte de mededader een vuurwapen op hem en werd er een geldbedrag van € 350,- afgenomen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar zijn verklaring was inconsistent met de aangetroffen WhatsApp-berichten op zijn telefoon. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte voldoende consistent waren om de verdachte schuldig te verklaren voor diefstal met bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien het gebruik van een vuurwapen en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/264969-20
Parketnummer vordering TUL VV: 10/035780-19
Datum uitspraak: 10 februari 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. M.J.A. Beukers-Bouten, advocaat te Eindhoven.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 januari 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
  • bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/035780-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing, zoals onder 1 subsidiair aan hem ten laste is gelegd, alsmede aan het voorhanden hebben van een vuurwapen (categorie III) en munitie.
4.1.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld of afpersing en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De aangifte wordt niet ondersteund door enig ander bewijs en de verklaring van de aangever is bovendien onbetrouwbaar en onbruikbaar voor het bewijs.
Subsidiair is aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van het voornemen van
[naam 1]of
[naam 2], hierna [naam 1] , om de aangever te beroven. Ten aanzien van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie is aangevoerd dat de verdachte daarover geen beschikkingsmacht had.
4.1.3.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De aangever heeft op 20 oktober 2020 een afspraak gemaakt met een gebruiker van het Snapchataccount [naam Snapchataccount] . Dit Snapchataccount is op de telefoon van de verdachte aangetroffen.
De verdachte zat op 20 oktober 2020 met een andere man, die hij [naam 1] noemt, in de auto. De aangever is omstreeks 14:30 uur bij de verdachte en [naam 1] ingestapt. [naam 1] heeft een vuurwapen op de aangever gericht en de aangever heeft, onder bedreiging met dat vuurwapen, een geldbedrag van € 350,= aan [naam 1] gegeven.
In de telefoon van de verdachte is een WhatsAppgesprek van 19 oktober 2020 tussen de verdachte en het contact [naam persoon 1] aangetroffen. In dit gesprek wordt – onder meer – door de verdachte het volgende bericht gestuurd: “
iemand lanta van 4 barkie”. Als [naam persoon 1] vraagt naar de reden hiervoor zegt de verdachte dat hij “
morgen die van de auto geld moet geven” maar “
welloe doekoe meer” heeft.
Op 20 oktober 2020 zegt de verdachte om 08:52 uur
“k moet arnhem ook ff gaan (..) met die pipe”. Het is algemeen bekend dat met het woord ‘pijp’ of ‘pipe’ of ‘pipa’ in straattaal een vuurwapen bedoeld wordt.
In de telefoon van de verdachte is verder een WhatsAppgesprek van 20 oktober 2020 aangetroffen waarin de verdachte om 14:32 uur naar het contact [naam persoon 2] stuurt
“we hebben geraced”.Dit is een uitdrukking voor beroven of bestelen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, wordt, ondanks de hierna te bespreken verweren die zijn gevoerd, bewezen geacht dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
De rechtbank acht de verklaringen van de aangever op de kernonderdelen voldoende consistent en betrouwbaar om deze mee te nemen voor het bewijs. Daarbij komt nog dat de verklaring van de aangever wordt ondersteund door de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft, net als de aangever, verklaard dat hij de bestuurder was van de Volkswagen met kenteken [kentekennummer] , [naam 1] op de achterbank zat en met een man sprak, alsmede dat [naam 1] een vuurwapen op de man richtte en zei “
nu uitstappen”. Dat de aangever mogelijk, zoals door de verdediging is gesuggereerd, geen telefoon maar drugs wilde kopen, doet niet af aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring over hetgeen in de auto is voorgevallen.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij toen en daar als bestuurder in de auto aanwezig was, die hij in die dagen te leen had. Hij was daar met een zekere [naam 1] . [naam 1] had afgesproken met de aangever en de verdachte wist niets over de reden van deze afspraak. Ook heeft hij niet geluisterd naar het gesprek tussen [naam 1] en de aangever en wist hij pas dat [naam 1] een wapen bij zich had toen hij dat wapen in zijn achteruitkijkspiegel zag. De verdachte heeft verder over de hiervoor genoemde WhatsAppgesprekken verklaard dat hij voor
€ 400,= wiet wilde kopen van iemand die hij kent uit Rotterdam Zuid maar dat hij geen geld meer had en daarom geld wilde lenen in Den Haag en Arnhem.
Deze verklaring van de verdachte acht de rechtbank ongeloofwaardig. Allereerst verdraagt deze verklaring zich niet met het feit dat [naam persoon 1] op het bericht van de verdachte “
iemand lanta van 4 barkie”heeft geantwoord: “
ik kan toch niet iemand in mijn eigen tuinpakken”.Niet valt in te zien waarom in het WhatsAppgesprek wordt gesproken over iemand pakken, als de verdachte, zoals hij heeft verklaard, de bedoeling had om wiet bij iemand te kopen. Ten tweede verdraagt de verklaring van de verdachte zich niet het bericht “
k moet arnhem ook ff gaan (..) met die pipe”.Hieruit leidt de rechtbank af dat de verdachte de ochtend van 20 oktober 2020 al wist van het vuurwapen en dat vuurwapen kennelijk ook nodig had in Arnhem. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat tijdens het genoemde WhatsAppgesprek door de verdachte en [naam 1] afspraken zijn gemaakt over de ten laste gelegde diefstal. Dat in het WhatsAppgesprek door de verdachte wordt gezegd dat het zou gaan om een jongen uit Rotterdam Zuid en de aangever daar niet woont, maakt dit oordeel niet anders. Immers heeft de verdachte ook gezegd dat hij de jongen kent uit zijn buurt terwijl hij zelf niet (meer) in Rotterdam Zuid woont.
In hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om de verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met bedreiging. De aangever heeft het geldbedrag kennelijk onder bedreiging van het vuurwapen aan [naam 1] gegeven, wat de rechtbank kwalificeert als een wegnemingshandeling in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Het vuurwapen is onder de bijrijdersstoel van het voertuig dat de verdachte bestuurde door de verbalisanten aangetroffen. Het vuurwapen was in een stoffen hoes ingepakt. Blijkens zijn verklaring wist de verdachte van het vuurwapen af en kon hij, gelet op de plaats waar het vuurwapen lag, ook de feitelijke macht over het vuurwapen uitoefenen. Dat het vuurwapen volgens de verdachte van [naam 1] was en hij het wapen zou hebben achtergelaten bij zijn vlucht, doet daar niets aan af. Beiden wisten van het vuurwapen af en beiden konden - in ieder geval tijdens de rit naar Den Haag - over het vuurwapen beschikken.
4.1.4.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich op 20 oktober 2020, samen met een ander, schuldig heeft gemaakt aan diefstal met bedreiging van geweld waarbij zij een vuurwapen voorhanden hebben gehad.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 20 oktober 2020 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten het [plaats delict] , tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag, dat geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een vuurwapen, ter hand te nemen en dat vuurwapen vervolgens door te laden en dat vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer] te richten en te roepen: "Uitstappen nu";
2
hij op 20 oktober 2020 te Rotterdam en te Den Haag, tezamen en in vereniging met een ander een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk SM, type 110 met kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad en voor dat vuurwapen geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4 van Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten, 4 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
diefstal, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
meerdaadse samenloop van
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal met bedreiging van geweld. Het slachtoffer heeft via Snapchat een afspraak gemaakt met de verdachte. Toen het slachtoffer bij de verdachte en zijn mededader in de auto stapte, heeft de mededader een vuurwapen op het slachtoffer gericht en is er een geldbedrag van € 350,= weggenomen.
Dit moet voor het slachtoffer een ernstig traumatische ervaring zijn geweest, hetgeen ook blijkt uit de aangifte. Het slachtoffer was nog nooit zo bang geweest en vreesde voor zijn leven. De verdachte heeft kennelijk alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte een geladen vuurwapen, dat bij de diefstal is gebruikt, voorhanden gehad. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het schieten met een vuurwapen heeft dikwijls ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg. Alleen al het tonen van een vuurwapen leidt tot grote angst bij degenen die ermee geconfronteerd worden en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het bezit van gebruiksklare vuurwapens met munitie is daarom onaanvaardbaar.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar – onder meer – meermalen veroordeeld is wegens overtreding van de Wet wapens en munitie en wegens bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank neemt het strafblad dan ook ten nadele van de verdachte mee bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 september 2020. Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte heeft geen zinvolle dagbesteding noch legaal verkregen inkomen. Verder bevindt de verdachte zich in een pro-criminele omgeving en heeft hij een pro-criminele houding. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De verdachte lijkt de negatieve effecten van zijn huidige levensstijl steeds meer in te zien en spreekt hierdoor enigszins verandertaal uit. Gezien zijn kalenderleeftijd, huidige motivatie, behandelingsmogelijkheden en recidiverisico wil de reclassering de verdachte nog een kans geven voor hulpverlening in het gedwongen kader en adviseert zij een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Het reclasseringsrapport was voor een andere strafzaak van de verdachte opgesteld. De reclassering heeft echter, via de raadsvrouw, bevestigd dat de inhoud en de adviezen, gelet op de recente datum van het rapport, nog steeds van toepassing zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Ter zake van de straatroof weegt de rechtbank in strafverzwarende zin zwaar mee dat de verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat het slachtoffer is bedreigd met een vuurwapen.
Ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen weegt de rechtbank in strafverzwarende zin zwaar mee dat de verdachte het vuurwapen niet alleen voorhanden heeft gehad maar het vuurwapen ook door zijn mededader is gebruikt, dat het vuurwapen doorgeladen was en dat de verdachte het vuurwapen op de openbare weg voorhanden had.
Een straf kent verschillende doelen, zoals een vergeldend element ten aanzien van hetgeen het slachtoffer is overkomen. Daarnaast kent de op te leggen straf ook een maatschappelijk doel om daarmee anderen van soortgelijk handelen af te houden. Aangezien in en rond Rotterdam het vuurwapenbezit en -gebruik in de afgelopen jaren is toegenomen, zal de rechtbank om dit te ontmoedigen dit gedrag in de strafmaat in strafverzwarende zin betrekken.
Met de reclassering acht de rechtbank begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk. Weliswaar is het rapport van de reclassering uitgebracht in een andere zaak maar gelet op de wens van de verdachte om zijn leven een andere wending te geven, zal de rechtbank de verdachte hierin serieus nemen en hem tegemoet komen door een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op te leggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 7 mei 2019 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van overtreding van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van veertig uren, waarvan een gedeelte groot twintig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De proeftijd is ingegaan op 18 februari 2020.
8.2.
Standpunt verdediging
Gelet op de door haar bepleite vrijspraak heeft de raadsvrouw geconcludeerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
8.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Mozaïek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Tevens werkt de veroordeelde mee aan een diagnostisch onderzoek. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en/of behouden van een zinvolle dagbesteding;
4. de veroordeelde zal de reclassering inzage geven in zijn financiën en schulden. De veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
20 (twintig) uur, van de bij vonnis van 7 mei 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde taakstraf met parketnummer 10/035780-19.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. G.P. van de Beek en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten het [plaats delict] , althans op/aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand te nemen en/of dat vuurwapen (vervolgens) door te laden en/of dat vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer] te richten en/of (daarbij) te roepen: "Uitstappen nu";
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten het [plaats delict] , althans op/aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan die [naam slachtoffer] toebehoorde, door
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand te nemen en/of dat vuurwapen (vervolgens) door te laden en/of dat vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer] te richten en/of zijn (brief)geld te eisen en/of (daarbij) te roepen: "Uitstappen nu";
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[naam medeverdachte] , althans een onbekend gebleven persoon, op of omstreeks 20
oktober 2020 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten het [plaats delict] , althans op/aan een openbare weg, een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan de tot op heden nog onbekend persoon en/of verdachte toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen voornoemde [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde [naam medeverdachte] , althans een onbekend gebleven persoon, een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand heeft genomen, en/of dat vuurwapen (vervolgens) heeft doorgeladen en/of dat vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer] heeft gericht en/of (daarbij) voornoemde
[naam slachtoffer] heeft toegeroepen: "Uitstappen nu", bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met een auto voornoemde [naam medeverdachte] , althans een onbekend gebleven persoon, naar de plaats van het misdrijf te rijden/brengen, en/of
- als bestuurder ten tijde van het misdrijf in de auto te wachten (terwijl het misdrijf in voornoemde auto is gepleegd) en/of
- ( vervolgens) met voornoemde [naam medeverdachte] , althans een onbekend gebleven persoon, van de plaats van het misdrijf weg te rijden;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[naam medeverdachte] , althans een onbekend gebleven persoon, op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam, op/aan de openbare weg, te weten het [plaats delict] , althans op/aan een openbare weg, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten aan die [naam slachtoffer] toebehoorde, door
een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, ter hand te nemen en/of dat vuurwapen (vervolgens) door te laden en/of dat vuurwapen op voornoemde [naam slachtoffer] te richten en/of zijn (brief)geld te eisen en/of (daarbij) te roepen: "Uitstappen nu"
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijke gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- met een auto voornoemde [naam medeverdachte] , althans een onbekend gebleven persoon, naar de
plaats van het misdrijf te rijden/brengen, en/of
- als bestuurder ten tijde van het misdrijf in de auto te wachten (terwijl het misdrijf in voornoemde auto is gepleegd) en/of
- ( vervolgens) met voornoemde [naam medeverdachte] , althans een onbekend gebleven persoon, van de plaats van het misdrijf weg te rijden;
2
hij op of omstreeks 20 oktober 2020 te Rotterdam en/of te Den Haag, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk SM, type 110 met kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad en/of (voor dat vuurwapen geschikte) munitie in de zin van art. 1 onder 4 van Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten, 4 kogelpatronen, kaliber 6.35 mm, voorhanden heeft gehad.