ECLI:NL:RBROT:2021:10074

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
FT EA 21/1084
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord met saneringskrediet in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft verzoeker op 26 augustus 2021 een verzoek ingediend om een dwangakkoord te verkrijgen met betrekking tot zijn schulden, waarbij hij een schuldregeling heeft aangeboden aan zijn schuldeisers. De rechtbank Rotterdam heeft op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in deze procedure. Verzoeker heeft twaalf schuldeisers, waarvan één preferente en elf concurrente, met een totale schuldenlast van € 64.268,98. Hij heeft een schuldregeling aangeboden die voorziet in een betaling van 20,88% aan de preferente schuldeiser en 10,44% aan de concurrente schuldeisers. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm en is goedgekeurd door de Kredietbank Rotterdam.

Tijdens de zitting op 11 oktober 2021 is de weigerende schuldeiser, [naam schuldeiser], niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van deze schuldeiser slechts 4% van de totale schuldenlast bedraagt en dat elf van de twaalf schuldeisers met de regeling hebben ingestemd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het voorstel het uiterste is wat verzoeker kan bieden, gezien zijn AOW- en pensioenuitkering en zijn leeftijd van 67 jaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van verzoeker en de overige schuldeisers zwaarder wegen dan die van de weigerende schuldeiser.

De rechtbank heeft het verzoek om de weigerende schuldeiser te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen en haar veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Tevens is het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door mr. B.A. Cnossen en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 11 oktober 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 26 augustus 2021, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om [naam schuldeiser], die weigert mee te werken aan een door verzoeker aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
Ter zitting van 11 oktober 2021 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • mevrouw L.M. Kleijn, werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
De weigerende schuldeiser is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Na afloop van de zitting heeft schuldhulpverlening per e-mail van 5 oktober 2021 aanvullende informatie verstrekt over de oorspronkelijke schuldeisers en over de VTLB-berekening.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..Het verzoek

Verzoeker heeft volgens het ingediende verzoekschrift twaalf schuldeisers, waarvan één preferente schuldeiser met één vordering en elf concurrente schuldeisers met twaalf vorderingen. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 64.268,98 van verzoeker te vorderen. Verzoeker heeft bij brief van 31 mei 2021 een schuldregeling aangeboden aan zijn schuldeisers, inhoudende een betaling van 20,29 % aan de preferente schuldeiser en 10,14 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting. De schuldenlast bedroeg op dat moment € 65.483,98. Omdat de schuldenlast daarna naar beneden is bijgesteld, bedraagt het aanbod nu 20,88 % aan de preferente schuldeiser en 10,44 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm. De afloscapaciteit van verzoeker is gebaseerd op ongewijzigde voortzetting van zijn AOW-uitkering en zijn pensioenuitkering. Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden. Verzoeker heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en zijn vaste lasten worden inmiddels door zijn budgetbeheerder voldaan.
Elf schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. [naam schuldeiser] stemt hier niet mee in. Zij heeft een vordering van € 2.550,00 op verzoeker, welke 4,0 % van de totale schuldenlast beloopt.

3..Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening heeft [naam schuldeiser] te kennen gegeven niet akkoord te gaan met de aangeboden regeling, omdat naar haar mening het grafmonument haar eigendom is, zolang verzoeker de betaling niet volledig heeft voldaan.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft [naam schuldeiser] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100 % van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van [naam schuldeiser] bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of [naam schuldeiser] in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoeker of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Vooraf merkt de rechtbank op dat het door [naam schuldeiser] gestelde eigendomsvoorbehoud op het grafmonument niet aannemelijk is geworden. Dit blijkt ook niet uit de factuur van het grafmonument die [naam schuldeiser] aan schuldhulpverlening heeft gestuurd. [naam schuldeiser] is dus een concurrente schuldeiser van verzoeker en heeft geen sterkere positie dan de overige concurrente schuldeisers van verzoeker.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van [naam schuldeiser] een gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van 4,0 %. Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk elf van de twaalf schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt eveneens vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten de Kredietbank Rotterdam. Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoeker in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoeker een AOW-uitkering en een pensioenuitkering ontvangt. Verzoeker is 67 jaar. Gelet op zijn pensioengerechtigde leeftijd is voldoende aannemelijk geworden dat naar verwachting de komende jaren geen hoger inkomen/afdrachtsmogelijkheid zal ontstaan. Het voorstel is dan ook te beschouwen als het maximaal haalbare.
Naar verwachting zal de uitwerking van het voorstel een gunstiger resultaat hebben voor de schuldeisers dan in de situatie dat de schuldsaneringsregeling op verzoeker van toepassing zou zijn, zoals subsidiair verzocht. Immers, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling zal aanzienlijke kosten met zich brengen, bestaande uit salaris voor de bewindvoerder en griffierecht, die in mindering komen op hetgeen verzoeker zou kunnen afdragen in de schuldsaneringsregeling. Dat betekent dat toepassing van de schuldsaneringsregeling de schuldeisers minder zou opleveren dan bij het akkoord wordt aangeboden. Daar komt nog bij dat een eventuele bate voor de schuldeisers pas aan het einde van de schuldsaneringsregeling wordt uitgekeerd, terwijl de aangeboden regeling erin voorziet dat het aangeboden bedrag ineens en op korte termijn betaalbaar wordt gesteld.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoeker die vanuit een stabiele situatie zijn schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van [naam schuldeiser], die geweigerd heeft in te stemmen.
Het verzoek om [naam schuldeiser] te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
[naam schuldeiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Nu voor het onderhavige verzoekschrift geen griffierecht verschuldigd is en verzoeker niet is bijgestaan door een advocaat, worden de kosten begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat er thans een gedwongen schuldregeling is afgekondigd, die in de plaats komt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers. Hieruit volgt dat verzoeker zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden en dat hij niet verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, zodat het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling zal worden afgewezen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [naam schuldeiser] om in te stemmen met de door verzoeker aangeboden schuldregeling;
- veroordeelt [naam schuldeiser] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker begroot op nihil;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.