Op 11 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster een dwangakkoord heeft aangevraagd in het kader van de schuldsaneringsregeling. Verzoekster heeft op 19 augustus 2021 een verzoek ingediend om twee schuldeisers te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. Deze regeling hield in dat verzoekster 13,84% aan de preferente schuldeisers en 6,92% aan de concurrente schuldeisers zou betalen, tegen finale kwijting. De totale schuldenlast van verzoekster bedraagt € 19.747,32, en negentien van haar schuldeisers stemden in met de regeling, terwijl twee schuldeisers, [naam schuldeiser 1] en [naam schuldeiser 2], dit weigerden.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2021 zijn de partijen gehoord, maar de weigerende schuldeisers zijn niet verschenen. De rechtbank heeft beoordeeld of de weigering van de schuldeisers om in te stemmen met de regeling in redelijkheid niet kon worden volgehouden. De rechtbank concludeert dat het voorstel van verzoekster niet voldoende aannemelijk maakt dat het het uiterste is waartoe zij financieel in staat is. De rechtbank wijst erop dat de controle op de nakoming van de sollicitatieplicht bij een prognosevoorstel minder stringent is dan bij een wettelijke schuldsaneringsregeling, wat de belangen van de schuldeisers in het gedrang kan brengen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om de schuldeisers te bevelen in te stemmen met de schuldregeling afgewezen, omdat de belangen van de weigerende schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster. De rechtbank zal in een afzonderlijke beslissing op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling beslissen.