In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 januari 2021 een beschikking gegeven inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 18 december 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] werden geuit. De ouders van [naam kind] zijn welwillend, maar er zijn ernstige zorgen over de opvoedingsomgeving, waaronder persoonlijke en verslavingsproblematiek bij de moeder, alsook huisvestings- en financiële problemen. Ondanks de betrokkenheid van verschillende hulpverleningsorganisaties is er onvoldoende vooruitgang geboekt, wat heeft geleid tot het verzoek om ondertoezichtstelling.
Tijdens de zitting op 25 januari 2021, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de vader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering gehoord. De vader heeft zijn bezorgdheid geuit over het verplichtende karakter van de ondertoezichtstelling, terwijl de Raad en de GI de noodzaak van de ondertoezichtstelling hebben benadrukt om de nodige hulpverlening te organiseren en de schoolgang van [naam kind] te monitoren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Gezien de omstandigheden heeft de kinderrechter besloten om [naam kind] onder toezicht te stellen voor de duur van zes maanden, met ingang van 25 januari 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 9 februari 2021. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.