ECLI:NL:RBROT:2021:10096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
8918684 CV EXPL 20-45142
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 1 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Havensteder, eiseres, en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de gedaagde, die sinds 1 augustus 2013 huurde. De vordering was gebaseerd op ernstige overlast die de gedaagde zou veroorzaken, waaronder geluidsoverlast en bedreigingen richting buurtbewoners. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er meerdere meldingen van overlast zijn gedaan, waaronder incidenten waarbij de gedaagde onder invloed van alcohol was en zich agressief gedroeg. Ondanks verweer van de gedaagde, die stelde dat hij onterecht werd neergezet en dat de overlast niet structureel was, oordeelde de kantonrechter dat de overlast ernstig en structureel was. De rechter oordeelde dat de belangen van de eiseres bij beëindiging van de huurovereenkomst zwaarder wogen dan die van de gedaagde bij het behoud van de woning. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen één maand, met inachtneming van zijn psychische gesteldheid. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9198513 CV EXPL 21-16104
uitspraak: 1 oktober 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. P.J. Remmelts te Rotterdam,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.J.C.R. Romet te Rotterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 26 april 2021, met producties;
  • de conclusie van antwoord;
  • het tussenvonnis van 9 augustus 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast;
  • de aanvullende productie aan de zijde van Havensteder.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 september 2021. Namens Havensteder is verschenen mevrouw [persoon A] , bijgestaan door de gemachtigde van Havensteder. [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis bepaald op vandaag.

2..De vaststaande feiten

In deze procedure wordt, zover van belang, uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
Tussen Havensteder als verhuurster en [gedaagde] als huurder bestaat sinds 1 augustus 2013 een huurovereenkomst voor de woning gelegen aan de [adres] in Rotterdam (hierna: de woning). Op de huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van toepassing.
2.2
Onder zaaknummer 8256995 CV EXPL 20-1222 is [gedaagde] bij vonnis van 14 augustus 2020 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam veroordeeld tot betaling van € 1.240,27 aan achterstallige huur berekend tot en met de maand juli 2020 en tot betaling van € 409,95 aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. De gevorderde ontbinding en ontruiming is afgewezen.
2.3
In de overgelegde Bestuurlijke Rapportage van de Politie Rotterdam zijn de onderstaande meldingen opgenomen:
Datum:
Omschrijving melding:
1 juni 2020
Geluidshinder; geluidsoverlast vanuit de woning, [gedaagde] wilde de deur niet opendoen en hing uit het raam van zijn woning. Uiteindelijk ging de muziek zachter en kreeg [gedaagde] een waarschuwing voor het veroorzaken van de geluidsoverlast.
16 augustus 2020
Geluidshinder/buren rumoer in de nachtelijke uren; [gedaagde] is aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. [gedaagde] was bij aankomst van de politie uit het raam van de woning aan het schreeuwen en was kennelijk in staat van dronkenschap. Hij gedroeg zich vervelend in de richting van de politie en de buurtbewoners.
27 november 2020
Geluidsoverlast; harde muziek waardoor bewoners niet kunnen slapen. De muziek werd in de nachtelijke uren gedraaid, omstreeks 04:00 uur. Noodhulp ter plaatse waarbij [gedaagde] zich vervelend gedroeg richting politie en bewoners. Hij was op dat moment onder invloed van vermoedelijk alcohol en kreeg een waarschuwing, waarna de muziek zachter ging.
27 november 2020
[gedaagde] is aangehouden buiten op straat; [gedaagde] was onder invloed van alcohol en vertoonde daarbij agressief en recalcitrant gedrag richting de politie en buurtbewoners. Buurtbewoners voelde zich onveilig door het gedrag van [gedaagde] .
2 december 2020
[gedaagde] is aangehouden in zijn woning; in de woning is een wapen, zijnde balletjes pistool aangetroffen en in beslag genomen.
14 februari 2021
[gedaagde] is aangehouden en werkte niet mee bij zijn aanhouding; [gedaagde] was onder invloed en is met geweld overgebracht naar het politiebureau, nadat hij een buurtbewoner heeft bedreigd.
21 februari 2021
[gedaagde] is aangehouden voor bedreiging; [gedaagde] hing bij aankomst van de politie uit het raam van de woning en schreeuwt naar bewoners. Uiteindelijk is gebleken dat [gedaagde] twee buurtbewoners heeft bedreigd, waarvan ook aangifte is gedaan.
2.4
In de periode 3 augustus 2021 tot en met 10 augustus 2021 heeft Adviesburo Veerkracht op verzoek van Havensteder buurtonderzoek gedaan met betrekking tot de overlast veroorzaakt door [gedaagde] . Geconcludeerd is dat uit het buurtonderzoek duidelijk naar voren is gekomen dat [gedaagde] voor enorme overlast zorgt. Daarbij is opgemerkt dat gelet op de vakantieperiode niet alle buren zijn gehoord.

3..De vordering

3.1
Havensteder vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de huurovereenkomst met betrekking tot de woning te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen tot ontruiming van de woning, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2
Aan haar vordering heeft Havensteder samengevat en voor zover van belang het volgende ten grondslag gelegd. [gedaagde] schiet ernstig te kort in de nakoming van de verplichting om geen overlast te veroorzaken zoals opgenomen in artikel 8.11 van de toepasselijke algemene huurvoorwaarden. Verder is intimiderend en bedreigend gedrag, zoals vertoond door [gedaagde] , op grond van artikel 8.13 van de algemene huurvoorwaarden niet toegestaan. Hij gedraagt zich niet als goed huurder ingevolge artikel 7:213 BW door de aanwezigheid van een wapen in de woning. Ook de overlast en de bedreigingen die [gedaagde] heeft veroorzaakt en geuit zijn in strijd met dit artikel. Havensteder kan op deze manier aan de andere huurders niet het woongenot bieden waar zij recht op hebben.

4. Het verweer

4.1
[gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Hij stelt dat hij door Havensteder eenzijdig wordt neergezet. [gedaagde] heeft toegelicht dat er niks aan de hand was totdat er een incident heeft plaatsgevonden. Vanaf het incident zoekt een kleine groep buurtbewoners telkens weer de confrontatie op en bij het minste of geringste dienen zij een klacht in. Door Havensteder is er geen onderzoek gedaan en wordt er gemakshalve vanuit gegaan dat de overlast wordt veroorzaakt door [gedaagde] .
4.2
Verder heeft de kantonrechter op 14 augustus 2020 reeds een uitspraak gedaan en kan over die onderdelen van de vordering, waarover in dat vonnis reeds een oordeel is gegeven, niet nogmaals een oordeel worden gegeven.
4.3
Uit de overgelegde politierapportage blijkt dat in de periode 7 april 2020 tot en met 7 juni 2021 slechts vijf meldingen zijn gedaan. [gedaagde] heeft een ander leefpatroon dan de meeste buurtbewoners. Dit zorgt voor frictie. Er is dus geen sprake van overlast maar een ongelukkige combinatie van factoren waarbij de leefgeluiden van [gedaagde] worden ervaren als overlast. Daarnaast zijn het geen structurele klachten van dien aard dat een ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. Het verlies van de woning zal voor [gedaagde] zeer ingrijpend zijn en dient dan ook proportioneel te zijn gelet op het nagestreefde doel. In dit geval staat niet objectief vast dat sprake is van overlast van een dergelijke omvang en is sprake van een dermate premature situatie dat het niet gerechtvaardigd is om nu al tot een ontbinding en ontruiming over te gaan.

5..De beoordeling van de vordering

5.1
Op grond van de wet en de algemene huurvoorwaarden is [gedaagde] verplicht zich als goed huurder te gedragen. Met de overgelegde stukken, waaronder begrepen de politie rapportage waarin de overlastmeldingen voor de periode juni 2020 tot en met februari 2021 zijn opgenomen, de vele brieven van de afgelopen vier jaar van Havensteder aan [gedaagde] , de aanmelding bij het Wijkteam en de rapportage van augustus 2021, heeft Havensteder in samenhang met de toelichting daarop voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt. Deze overlast bestaat uit een diversiteit aan gedragingen welke tot overlast leiden voor de buurtbewoners, waarbij wordt opgemerkt dat de overgelegde meldingen op één na, hebben plaatsgevonden ná het vonnis van 14 augustus 2020. De overlast vindt in en rondom de woning plaats. Havensteder heeft meerdere keren geprobeerd om met [gedaagde] in overleg te gaan om zo een einde te maken aan de overlast; deze gesprekken hebben er helaas niet voor gezorgd dat de overlast is gestopt.
5.2
[gedaagde] heeft deze overlast niet, althans onvoldoende weersproken. Hij stelt dat buurtbewoners de confrontatie met hem opzoeken en de incidenten hem niet vallen te verwijten: er is alleen sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden. [gedaagde] heeft echter niet betwist dat er meerdere incidenten hebben plaatsgevonden, zoals ook niet wordt betwist dat er op 30 augustus 2021 wederom een incident heeft plaatsgevonden dat niet onder de feiten is opgenomen. Ook is niet weersproken dat er, voor zover [gedaagde] op kwam dagen of heeft opengedaan voor een medewerker van Havensteder, meerdere gesprekken hebben plaatsgevonden over de overlastmeldingen. Iedere overlastmelding afzonderlijk zou misschien niet ernstig genoeg zijn om tot ontruiming over te gaan, maar alles bij elkaar genomen en mede gelet op de jarenlange duur van de overlast is sprake van ernstige en structurele overlast. Dat dit mogelijk door buurtbewoners wordt getriggerd maakt dit niet anders.
5.3
Gelet op het bovenstaande geldt ten aanzien van de huurovereenkomst het bepaalde in artikel 6:265 BW op grond waarvan iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Het is hierbij aan [gedaagde] om voldoende gemotiveerd de ‘tenzij’ bepaling toe te lichten en te onderbouwen. Bij de beoordeling dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval. Hierbij weegt mee dat Havensteder voor de buurtbewoners moet in staan voor een leefbare woonomgeving en moet instaan voor rustig woongenot. Daartegenover staat het belang van [gedaagde] bij het behoud van de woning, mede vanwege zijn psychische gesteldheid. De kantonrechter is van oordeel dat op grond van hetgeen naar voren is gebracht het belang van Havensteder bij beëindiging van de huurovereenkomst zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij het behouden van de woning. Hierbij heeft de kantonrechter rekening gehouden met het feit dat de overlast al geruime tijd duurt en ernstig van aard is. Pogingen om dit een halt toe te roepen zijn niet succesvol gebleken. Havensteder heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat [gedaagde] bij een toewijzend vonnis niet op straat komt te staan omdat hij is toegelaten tot het project Skaeve Huse, waar [gedaagde] onder begeleiding kan gaan werken aan zijn psychische problematiek en zo uiteindelijk kan doorgroeien naar wederom zelfstandig wonen.
5.4
Een en ander leidt tot de conclusie dat vast is komen te staan dat [gedaagde] structureel onaanvaardbare overlast heeft veroorzaakt en [gedaagde] daardoor is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen als huurder. Gelet op het voorgaande acht de kantonrechter, de door [gedaagde] gestelde persoonlijke omstandigheden mede in acht nemend, een ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gerechtvaardigd. De vordering ter zake zal dan ook worden toegewezen.
5.5
De ontruimingstermijn wordt met het oog op de (psychische) gesteldheid van [gedaagde] gesteld op één maand, om zodoende [gedaagde] in de gelegenheid te stellen, om in samenspraak met hulpverlenende instanties, nieuwe woonruimte te zoeken dan wel geplaatst te worden binnen het project Skaeve Huse.
5.6
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van deze procedure.

6..De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning;
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van dit vonnis de woning gelegen te Rotterdam aan de [adres] te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 232,01 aan verschotten en € 374,00 aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44485