Op 8 oktober 2021 heeft de kantonrechter te Rotterdam uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen Stichting Waterweg Wonen en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De zaak betreft een vordering van Waterweg Wonen tot betaling van huurachterstand en schadevergoeding na beëindiging van de huurovereenkomst met [gedaagde 1] c.s. De huurovereenkomst was aangegaan op 12 december 2016 en beëindigd op respectievelijk 1 september 2017 voor [gedaagde 1] en 25 juli 2017 voor [gedaagde 2]. Waterweg Wonen vorderde een totaalbedrag van € 5.784,81, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de huurachterstand en de schade die is ontstaan door het niet in goede staat achterlaten van de woning. De kantonrechter heeft de vordering van Waterweg Wonen grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele schadeposten die onvoldoende onderbouwd waren. Tevens is [gedaagde 1] c.s. veroordeeld in de proceskosten. In de vrijwaringszaak heeft [gedaagde 1] [gedaagde 2] aangesproken voor de bedragen die hij aan Waterweg Wonen moet betalen, wat ook is toegewezen.