In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Woonplus Schiedam (eiseres) en een gedaagde huurder. De eiseres vorderde ontruiming van de woning van de gedaagde wegens ernstige overlast en huurachterstand. De procedure volgde op een reeks van klachten van omwonenden over overlast die door de gedaagde werd veroorzaakt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sinds 5 juli 2017 een huurovereenkomst bestond tussen Woonplus en de gedaagde, waarbij de gedaagde maandelijks huur verschuldigd was. Ondanks herhaalde waarschuwingen en gesprekken met de gedaagde, bleef de overlast aanhouden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen als huurder, wat leidde tot de vordering van Woonplus om de woning te ontruimen. De rechter oordeelde dat de overlast en de huurachterstand van € 2.468,19, die tot en met oktober 2021 was opgebouwd, voldoende grond vormden voor de ontruiming. De rechter wees de vordering van Woonplus toe, met de bepaling dat de gedaagde de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis moest ontruimen. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en toekomstige huurtermijnen, evenals de proceskosten.