ECLI:NL:RBROT:2021:10112

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
15 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/624832 / JE RK 21-2379
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van de verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 oktober 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de minderjarige [voornaam minderjarige], geboren in 2018. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de opvoedsituatie bij de moeder onveilig en verwaarloosd is. De moeder heeft moeite om de nodige structuur en grenzen te bieden, wat heeft geleid tot verwaarlozing van de minderjarige. Ondanks jarenlange hulpverlening is er geen verbetering in de situatie van de moeder en de minderjarige. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de minderjarige bij de vader te plaatsen, wat door de kinderrechter is overgenomen. De vader heeft een nette woning en is bereid om hulpverlening te aanvaarden. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/624832 / JE RK 21-2379
datum uitspraak: 8 oktober 2021

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum minderjarige] 2018 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] , hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

mr. R.A.A.H. VAN LEUR, hierna te noemen de bijzondere curator van [voornaam minderjarige] ,

kantoorhoudende te Dordrecht.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader], hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 31 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op
2 september 2021;
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 30 september 2021;
- een brief met bijlage van mr. R.A.A.H. van Leur van 1 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 4 oktober 2021.
Op 8 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. S. Süzen-Akdemir, die heeft waargenomen voor
mr. T. Erdal en op haar verzoek telefonisch is gehoord,
- de vader,
- de bijzondere curator,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten mw. [naam vertegenwoordigster 1] en
mw. [naam vertegenwoordigster 2] .
Aangezien de moeder en de vader de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van een tolk, te weten
dhr. [naam tolk] . De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
Met instemming van partijen is bijzondere toegang verleend aan mw. [naam tante moederszijde] , de tante moederszijde.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 9 april 2021 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
12 april 2022.
Bij beschikking van 22 juni 2021 is het verzoek van de GI om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in het netwerk, te weten bij de tante mz, afgewezen en is
mr. R.A.A.H. van Leur tot bijzondere curator benoemd teneinde de minderjarige te vertegenwoordigen. Hierbij is de opdracht meegegeven om te onderzoeken wat de beste plek woon- of verblijfplek zou zijn voor [voornaam minderjarige] .
Bij beschikking van 30 september 2021 is mr. R.A.A.H. van Leur in onderhavige zaak benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige te vertegenwoordigen en is bepaald dat de benoeming tot bijzondere curator geldt met ingang van 30 september 2021 voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 12 april 2022.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] (voor) verblijf (bij een) pleegouder 24-uurs verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
In de afgelopen periode is het niet gelukt om de opvoedsituatie bij de moeder te verbeteren. De zorgen nemen toe. Zo is [voornaam minderjarige] regelmatig niet naar de opvang gebracht. Als zij wel wordt gebracht, wordt een verwaarlozende situatie geconstateerd. De GI is naar de woning van de zus gegaan, omdat het vermoeden was dat [voornaam minderjarige] daar zou zijn. De situatie is geëscaleerd, waarbij de GI is bedreigd. [voornaam minderjarige] is hier getuige van geweest. Ook is de situatie in de woning van de moeder verslechterd.
Er zijn meerdere vormen van hulpverlening ingezet. De jarenlange hulpverlening beklijft niet en is onvoldoende van de grond gekomen. Gemiva is uitsluitend betrokken op praktisch gebied. De opvoedkundige ondersteuning is gestopt, omdat de moeder niet voldoende leerbaar bleek. Vervolgens is Lifeshare ingezet. De samenwerking tussen Lifeshare en de moeder verloopt niet optimaal. De moeder staat niet meer open voor deze hulp. Daarom is er momenteel geen zicht meer op [voornaam minderjarige] .
Met de moeder is besproken dat de enige optie dat [voornaam minderjarige] en haar moeder bij elkaar kunnen blijven wonen een langdurige plaatsing in een ouder-kind voorziening is. De moeder wilde echter aan deze optie niet meewerken en vond het een te grote belasting. Sinds kort wil de moeder echter wel meewerken aan een plaatsing in een moeder-kindvoorziening van ASVZ. Er is echter een wachtlijst van een tot twee jaar. [voornaam minderjarige] kan niet wachten tot deze plek beschikbaar is. Bovendien is het de vraag of de moeder aan deze voorziening wil blijven meewerken en of [voornaam minderjarige] en haar moeder voor deze voorziening worden geaccepteerd. Daarom wordt verzocht om [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen. De bijzondere curator heeft een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij haar vader geadviseerd. Dit is een spannend advies. Het contact en de samenwerking tussen de ouders verloopt wisselend. Het contact tussen de ouders verloopt goed. Zij kunnen elkaar echter ook over en weer beschuldigen om vervolgens deze beschuldigingen in te trekken. Als gevolg hiervan heeft [voornaam minderjarige] wisselend contact met haar vader. De omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader in het weekend verloopt wel positief en de vader heeft een nette woning. Er is dan ook meer vertrouwen in de vader. Indien [voornaam minderjarige] bij de vader wordt geplaatst, kan hulpverlening vanuit Lifeshare bij hem worden voortgezet. Het vraagt wel van de vader dat hij stevig in zijn schoenen staat en dat hij in het belang van [voornaam minderjarige] beslissingen zal nemen. Hij moet weerstand aan de moeder bieden. Er moeten goede afspraken gemaakt worden, waaraan beide ouders zich dienen te houden.

Het standpunt van de moeder

Namens de moeder heeft haar advocaat zich ter zitting primair verzet tegen het verzoek van de GI. Subsidiair is verzocht om [voornaam minderjarige] bij de vader te plaatsen voor zover de noodzaak tot een uithuisplaatsing bestaat. Ter onderbouwing van dit standpunt is het volgende aangevoerd.
De moeder vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige] bij haar blijft wonen. De moeder heeft vaak het gevoel dat zij op een zijspoor wordt gezet en dat zij niet betrokken wordt bij beslissingen over [voornaam minderjarige] . De afgelopen periode heeft de moeder geprobeerd om met de hulpverlening samen te werken. Zij stuit echter op onbegrip. Er wordt niet gecommuniceerd over wat er wel of niet zou moeten gebeuren en over de vervolgstappen. De moeder wordt uitsluitend gewezen op wat fout is. Volgens de moeder is onvoldoende onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. Zo is mevrouw [naam tante moederszijde] belast met de zorg voor de andere kinderen van de moeder. In de afgelopen periode heeft zij de moeder ook ondersteunt bij de opvoeding van [voornaam minderjarige] . De moeder ziet wel in dat zij hulp nodig heeft en dat er op korte termijn een oplossing moet komen. De moeder heeft dan ook aangegeven dat zij het liefst bij een ouder-kind traject geplaatst wil worden. Er is echter sprake van een wachtlijst. Daarom sluit zij zich erbij aan dat [voornaam minderjarige] voorlopig bij de vader wordt geplaatst. De moeder heeft wel enige moeite met deze plaatsing. Zij ziet echter wel in dat [voornaam minderjarige] erbij gebaat is om op te groeien in een voor haar vertrouwde omgeving als er geen andere mogelijkheden zijn.

Het standpunt van de bijzondere curator

De bijzondere curator heeft ter zitting geadviseerd om [voornaam minderjarige] bij de vader te plaatsen. Ter onderbouwing van dit advies is het volgende aangevoerd.
In de afgelopen periode heeft de bijzondere curator twee huisbezoeken bij de moeder afgelegd. De bevindingen van de bijzondere curator sluiten volledig aan bij hetgeen in de rapportages is aangevoerd. Zo gaat [voornaam minderjarige] veel te laat naar bed en wordt zij door de moeder wisselend naar de opvang gebracht. Ook zijn er veel (wisselende) volwassen personen om [voornaam minderjarige] heen. Zij lijkt tijdens het huisbezoek een bijna volwassen houding aan te nemen, waarbij zij zich niet tot de moeder wendt terwijl de bijzondere curator voor haar een vreemd persoon is. Het is bovendien moeilijk om de moeder te bereiken. Zij heeft een ambivalente houding.
Het uitgangspunt van de wetgever is dat een kind bij (één van) de ouders opgroeit.
Alhoewel er nog geen volledig zicht is op de situatie van de vader, is het belangrijk om deze optie te proberen. De woning van de vader is prachtig, schoon en er groeien andere kinderen op. Bovendien kan Lifeshare indien nodig direct worden ingezet bij de vader.
Tijdens een groot overleg op 7 oktober 2021 heeft de moeder uiteindelijk ingestemd met een plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader. Voor het slagen van deze plaatsing is noodzakelijk dat de moeder in deze plaatsing kan berusten.

Het standpunt van de vader

De vader heeft ter zitting het volgende verklaard. De vader wil niet dat [voornaam minderjarige] in een pleeggezin wordt geplaatst. Hij wil het beste voor haar. De vader staat open voor hulpverlening van Lifeshare en om [voornaam minderjarige] voor kinderopvang aan te melden. Hij vindt het belangrijk dat [voornaam minderjarige] haar moeder blijft zien.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige] bij de moeder in een instabiele, onveilige en verwaarloosde opvoedomgeving opgroeit. De moeder heeft moeite om [voornaam minderjarige] de nodige structuur en grenzen te bieden. [voornaam minderjarige] gaat regelmatig veel te laat naar bed. De moeder heeft [voornaam minderjarige] meermalen niet naar de opvang gebracht. De keren dat zij werd gebracht, ontstond de indruk van verwaarlozing. [voornaam minderjarige] heeft soms een volle luier of een zware lichaamsgeur van urine, sigaretten en wiet. De woning van de moeder is niet opgeruimd en onhygiënisch. [voornaam minderjarige] blijft getuige van escalaties door de volwassenen om haar heen.
Ondanks de jarenlange ingezette hulpverlening is het de moeder niet gelukt om de opvoedsituatie voor [voornaam minderjarige] te verbeteren en de hulpverlening voldoende te accepteren.
Zo heeft de moeder moeite om aan de opvoedondersteuning vanuit Lifeshare mee te werken en heeft zij moeite met de bemoeienis van de GI. De GI heeft op dit moment onvoldoende zicht op [voornaam minderjarige] . Vanwege de zorgen heeft de GI aan de moeder gevraagd om in te stemmen met een verblijf binnen een moeder-kind voorziening. Moeder wilde daar lange tijd niet aan meewerken.
De kinderrechter is met de GI en de bijzondere curator van oordeel dat de moeder momenteel niet in staat is om [voornaam minderjarige] een voldoende veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. In de afgelopen periode heeft de bijzondere curator onderzoek gedaan naar de vraag wat de meest geschikte woon- of verblijfplek voor [voornaam minderjarige] is. De bijzondere curator heeft een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de vader geadviseerd. Dit lijkt een goede plek voor [voornaam minderjarige] te zijn. Zo woont de vader in een prettige woning in Alblasserdam, waar ook andere kinderen opgroeien, verloopt de omgang tussen [voornaam minderjarige] en haar vader in het weekend positief en heeft de vader een omvangrijk netwerk. Bovendien is de vader bereid om hulpverlening te aanvaarden. De GI heeft zich niet verzet tegen het advies van de bijzondere curator.
Ondanks dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] voor de moeder een verdrietige gebeurtenis is en emoties bij haar zal losmaken, is het in het belang van [voornaam minderjarige] dat de moeder op termijn deze plaatsing zal steunen om de kans van slagen van deze plaatsing te vergroten. De kinderrechter benadrukt daarbij dat de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij haar vader niet wil zeggen dat de moeder een slechte moeder is of dat zij geen moeder meer is. Het is echter wel in het belang van [voornaam minderjarige] dat de ouders zich zullen gaan houden aan de afspraken die zij met de GI in het kader van deze plaatsing zullen moeten gaan maken. Zo zal er een omgangsregeling tussen [voornaam minderjarige] en de moeder moeten worden vastgesteld, zal [voornaam minderjarige] voor de kinderopvang bij de vader moet worden ingeschreven en zal hulpverlening vanuit Lifeshare bij de vader thuis moeten worden ingezet.
Het is belangrijk dat wanneer de moeder [voornaam minderjarige] buiten de gemaakte afspraken wil zien, dat zij zich niet rechtstreeks tot de vader zal wenden, maar steun zal zoeken bij de tante moederszijde en dat zij vervolgens met de GI contact opneemt om te bezien of een afspraak tot de mogelijkheden behoort. Het is immers in het belang van [voornaam minderjarige] om spanning en onduidelijkheid te voorkomen.
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de vader, met ingang van 8 oktober 2021 tot 12 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2021 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 15 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.