Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[verzoeker 1] ,
[verzoeker 2],
[verzoeker 3],
[naam erflater],
Rechtbank Rotterdam
In deze beschikking van de kantonrechter te Rotterdam, uitgesproken op 18 oktober 2021, is een verzoek behandeld van drie verzoekers met betrekking tot de nalatenschap van de op 26 oktober 2018 overleden [naam erflater]. De verzoekers, die kinderen en kleinkinderen van de erflater zijn, hebben de vereffenaar van de nalatenschap, [verweerster], verzocht om de uitdelingslijst niet goed te keuren en het legaat van € 104.000,- ten behoeve van hen in te korten. De erflater had in zijn testament zijn kinderen en hun afstammelingen onterfd en benoemde andere erfgenamen, terwijl hij ook legaten had vastgesteld voor zijn partner en andere legatarissen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vereffenaar de rekening en verantwoording van de nalatenschap op 30 april 2021 heeft neergelegd. De totale legitieme vorderingen van de kinderen van de erflater bedragen € 525.304,39, terwijl er een tekort van € 109.824,52 is. De verzoekers hebben aangevoerd dat de inkorting van legaten niet correct is uitgevoerd, omdat de erflater in zijn testament had bepaald dat de legaten aan zijn partner als eerste zouden worden ingekort. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de inkorting van het legaat aan de partner voldoende is om het tekort van de legitimarissen te dekken, en dat de vereffenaar niet verplicht is om het legaat aan legataris X in te korten.
De kantonrechter heeft verzoekster 3 niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat zij onder bewind staat en niet zelf in rechte kan optreden. De overige verzoeken zijn ongegrond verklaard, en de verzoekers zijn veroordeeld in de kosten van de procedure. De beslissing benadrukt de mogelijkheden die de wet biedt aan erflaters om hun nalatenschap te regelen en de rol van de vereffenaar in dit proces.