Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
2..De beoordeling
3..De beslissing
B.G. van der Vlies, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2021.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 oktober 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van een eerder afgekondigd moratorium op basis van artikel 287b van de Faillissementswet. De verzoeker had eerder, op 2 april 2021, een verzoek ingediend voor een moratorium en een schuldsaneringsregeling. De rechtbank had op 30 april 2021 bepaald dat de tenuitvoerlegging van een kantonvonnis tot ontruiming van de huurwoning voor de duur van zes maanden werd opgeschort, maar het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd niet-ontvankelijk verklaard.
De verzoeker heeft nu opnieuw verzocht om het afgekondigde moratorium te verlengen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, volgens artikel 287b lid 5 van de Faillissementswet, de voorlopige voorziening slechts voor een maximale duur van zes maanden kan worden uitgesproken. Aangezien de periode van het eerder afgekondigde moratorium al volledig is benut, kan de rechtbank het verzoek tot verlenging niet in behandeling nemen.
De rechtbank heeft in haar beslissing de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zowel het verzoek tot verlenging van het moratorium als in het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van B.G. van der Vlies, griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 oktober 2021.