ECLI:NL:RBROT:2021:1019
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van maatwerkvoorschriften in het kader van een melkrundveehouderij en de gevolgen voor omwonenden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 februari 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van Molenlanden. De zaak betreft de intrekking van een aantal maatwerkvoorschriften die eerder waren opgelegd aan een melkrundveehouderij. De verzoeker, die zich benadeeld voelt door deze intrekking, stelt dat de maatwerkvoorschriften essentieel zijn voor de bescherming van de leefomgeving en dat hun intrekking zal leiden tot een aanzienlijke toename van overlast en hinder.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de intrekking van de maatwerkvoorschriften door de verweerder, het college van burgemeester en wethouders, in redelijkheid is gedaan. De rechter heeft overwogen dat er geen overtredingen van de maatwerkvoorschriften zijn geconstateerd en dat de nieuwe situatie, waarin de maatschap de voorschriften heeft aangepast, niet leidt tot een onacceptabele situatie voor de omwonenden. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van de maatschap, die stelt dat de intrekking noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, zwaarder laten wegen dan de bezwaren van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen acute noodsituatie is die het treffen van een dergelijke voorziening rechtvaardigt. De rechter heeft benadrukt dat de maatschap moet voldoen aan de eisen van het Activiteitenbesluit en dat handhaving mogelijk is indien de maatschap zich niet aan de regels houdt. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.