ECLI:NL:RBROT:2021:1021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
21/175
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning wegens overtreding Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, die in een woning in Dordrecht wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om hun woning te sluiten vanwege de vondst van 1,1 gram cocaïne. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de cocaïne voor eigen gebruik was. De politie had eerder een doorzoeking uitgevoerd in de woning, waarbij de cocaïne werd aangetroffen, en er waren geen andere drugsgerelateerde zaken in de woning gevonden. De voorzieningenrechter heeft ook gekeken naar het gedrag van bezoekers van de woning, die kortdurende bezoekjes aflegden, en concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat deze bezoekers drugs bij de verzoekers kochten. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst, met de bepaling dat de burgemeester het griffierecht en de proceskosten aan de verzoekers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/175

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 februari 2021 in de zaak tussen

[naam verzoeker ] en [naam verzoekster], te [woonplaats verzoekers], verzoekers(gemachtigde: mr. B. Çiçek),

en

de burgemeester van de gemeente Dordrecht, verweerder(gemachtigde: mr. P.J. van Bruggen).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: Stichting Trivire, te Dordrecht.

Procesverloop

In het besluit van 6 januari 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder de woning van verzoekers gesloten vanwege een overtreding van de Opiumwet.
Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 januari 2021. Hierbij waren aanwezig verzoekers, hun gemachtigde en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

1. Verzoekers wonen op het adres [adres]. Stichting Trivire is de eigenaar/verhuurder van deze woning. Op 12 november 2020 heeft er in de woning een doorzoeking plaatsgevonden in verband met een drugsactie. Op zolder is harddrugs (1,1 gram cocaïne) aangetroffen. Bij een bezoeker van de woning is ook harddrugs (1 gram cocaïne) aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 27 november 2020.
2. Naar aanleiding van die rapportage heeft verweerder in het bestreden besluit verzoekers opgedragen om de woning te sluiten en afgesloten te houden voor een periode van drie maanden.
De voorzieningenrechter geeft een voorlopig oordeel
3. De voorzieningenrechter kijkt of het bezwaarschrift van verzoekers kans van slagen heeft. Zij geeft daarbij een voorlopig oordeel over deze zaak. Als deze zaak in beroep wordt voorgelegd aan de rechtbank, hoeft de rechtbank het oordeel van de voorzieningenrechter niet per se te volgen.
Wat vindt de voorzieningenrechter van deze zaak?
Beoordelingskader
4. Op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is verweerder bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen harddrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
5. Verweerder voert beleid om de handel in drugs in Dordrecht tegen te gaan. Dit beleid staat in het ‘Gedoog- en handhavingsbeleid op grond van artikel 13b Opiumwet’ en is aangevuld met de ‘Vaststelling coffeeshopbeleid op grond van artikel 13b Opiumwet’. In dit beleid staat in welke gevallen verweerder in principe overgaat tot sluiting van een woning.
Bevoegdheid
6. Verweerder is in beginsel bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij harddrugs is er in principe sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van die grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Verzoekers zullen dat dan aannemelijk moeten maken.
7.
Welke hoeveelheid wordt aan verzoekers tegengeworpen?
Verweerder werpt verzoekers tegen dat er in hun woning 1,1 gram cocaïne is aangetroffen. Dit is meer dan een gebruikershoeveelheid. Verzoekers hebben tijdens de zitting de vraag gesteld of het daarbij gaat om het netto- of brutogewicht. Dus is de 1,1 gram het gewicht van de cocaïne (netto) of zit daar ook het verpakkingsmateriaal bij (bruto)? De voorzieningenrechter stelt vast dat in het dossier een proces-verbaal zit, waarin wordt beschreven hoe de desbetreffende cocaïne indicatief is getest. In dit proces-verbaal staat dat de cocaïne is gewogen en dat het gaat om een nettogewicht van 1,1 gram.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om daaraan te twijfelen en zal dan ook van dit (netto) gewicht uitgaan.
8.
Moet de gebruikershoeveelheid worden verdubbeld?
Verzoekers hebben aangevoerd dat zij samen in de woning wonen en dat de gebruikershoeveelheid daarom verdubbeld moet worden. Zij vinden dat er daarom een gebruikershoeveelheid geldt van 1 gram harddrugs.
De voorzieningenrechter gaat hier niet in mee al vanwege het volgende. Verzoeker [naam verzoeker ] heeft tijdens de zitting erkend dat hij harddrugsgebruiker is. Verzoekster [naam verzoekster] heeft echter verklaard dat zij nog nooit drugs heeft gebruikt. Dit betekent dat er één harddrugsgebruiker in de woning verblijft (verzoeker) en daarom geldt in dit geval nog steeds een gebruikershoeveelheid van 0,5 gram.
9.
Was de aangetroffen cocaïne bestemd voor eigen gebruik?
Uit een aanvullende bestuurlijke rapportage van de politie van 27 januari 2021 blijkt dat de cocaïne is aangetroffen op zolder in een centrale vierkante ventilatiebox van de centrale afzuiging van de woning. De ruimte in de afzuiginstallatie waar de drugs werd aangetroffen, wordt volgens de politie normaal alleen geopend bij onderhoud aan de installatie.
Verzoeker heeft tijdens de zitting aangevoerd dat zijn 19-jarige zoon ook in de woning verblijft. Hij verstopt de drugs in zijn woning om te voorkomen dat zijn zoon deze vindt. Volgens verzoeker ging het in dit geval om oude (gelige) cocaïne die vermoedelijk door de afzuiginstallatie omhoog is gezogen. Verzoeker heeft tijdens de zitting gezegd dat hij ook niet wist dat daar drugs verstopt zat.
De voorzieningenrechter gaat niet mee in het verhaal van verzoeker over het verstoppen van de drugs. De afzuiginstallatie (of een onderdeel daarvan) is geen gebruikelijke plaats om drugs te bewaren, ook niet als je wil voorkomen dat in huis wonende kinderen daarmee in aanraking komen. Er zijn genoeg andere plekken in huis te bedenken waar je drugs voor eigen gebruik achter slot en grendel kunt bewaren. Het lijkt er dus eerder op dat verzoeker een verstopplaats heeft gezocht die moeilijk te vinden was voor de politie. Dit lijkt erop te duiden dat de betreffende drugs niet bestemd was voor eigen gebruik.
Verzoeker heeft verder nog aangevoerd dat hij last heeft van hernia en dat hij cocaïne gebruikt om de pijn te bestrijden. Verweerder heeft in reactie hierop een verklaring van de Jellinek Kliniek ingebracht, waarin staat cocaïne geen voor de hand liggende drugs is om pijn mee te bestrijden. Medicinale cannabis is dat wel. Zo is cocaïne aanzienlijk duurder dan cannabis en is de werking minder lang (20 tot 90 minuten voor cocaïne, tegenover 2 tot 4 uur voor cannabis). De voorzieningenrechter vindt het daarom niet aannemelijk dat de aangetroffen cocaïne bedoeld was als pijnbestrijding en dat er daarom meer dan een gebruikershoeveelheid in de woning aanwezig was.
De voorzieningenrechter vindt dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de aangetroffen cocaïne bestemd was voor eigen gebruik.
10. Verweerder was daarom in beginsel bevoegd om de woning te sluiten.
Noodzaak
11. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient vervolgens te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
12. Uit de bestuurlijke rapportage van 27 november 2020 volgt dat in de woning een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen. Deze hoeveelheid is daarentegen niet zodanig dat alleen daarom al sluiting van de woning gerechtvaardigd is [1] .
13.1
De voorzieningenrechter stelt vast dat er in de woning 1,1 gram oude (gelige) cocaïne is aangetroffen. Er zijn door de politie geen andere drugsgerelateerde zaken in de woning gevonden, zoals een weegschaal, ponypack, ander verpakkingsmateriaal of (grote bedragen) contant geld. Dit soort zaken zijn normaal gesproken indicaties van drugshandel.
13.2
Uit de rapportage van 27 januari 2021 blijkt dat de politie twee keer bij de woning van verzoekers heeft gepost. De eerste keer ruim een uur en de tweede keer anderhalf uur. De politie heeft gezien dat er een grote aanloop was van verschillende bezoekers bij de woning van verzoekers. Het ging onder meer om bij de politie bekende drugsgebruikers en mensen die eruit zagen alsof zij regelmatig harddrugs gebruiken en die vermoedelijk verslaafd zijn. Volgens de politie had de grote aanloop bij de woning niet de kenmerken van visite, omdat het slechts om kortdurende contacten ging. Ook was het grote aantal personen dat de woning van verzoekers bezocht, binnen het tijdsbestek dat er gepost werd, volgens de politie vergelijkbaar met wat er bij deallocaties wordt gezien. Op 25 juni 2020 is gezien dat verzoeker en een bij de politie bekende harddrugsgebruiker iets aan elkaar gaven. De politie herkende dit als een ‘overdracht’, zoals de politie dit vaker ziet bij drugsacties. Deze harddrugsgebruiker is binnen het uur nog een keer naar de woning van verzoekers gekomen, waarbij is gezien dat hij een minuut in de woning was en daarna weer vertrok.
De voorzieningenrechter hecht waarde aan wat er door de politie is gezien. Zij kunnen door hun ervaring goed inschatten of er iets niet pluis is. Verzoekers hebben aangevoerd dat verzoeker als harddrugsgebruiker veel contacten heeft met mensen die ook harddrugs gebruiken. Ook hebben zij tijdens de zitting uitgelegd dat het in hun cultuur gebruikelijk is dat er veel mensen over de vloer komen. Dit verklaart echter niet de vele kortdurende bezoekjes aan de woning van verzoekers. Het is de inschatting van de voorzieningenrechter dat deze bezoekjes te maken hebben met het drugsgebruik van verzoeker of het drugsgebruik van de bezoekers van de woning. De voorzieningenrechter vindt deze kortdurende bezoekjes echter onvoldoende om op basis daarvan de sluiting van de woning noodzakelijk te achten. De voorzieningenrechter mist namelijk aanvullende informatie over het waarom van die kortdurende bezoekjes. Zo zijn er geen verklaringen van harddrugsgebruikers die aangeven dat zij hun drugs in de woning van verzoeker kopen. De enkele omstandigheid dat een bezoeker van de woning harddrugs op zak had, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat hij deze drugs bij verzoeker heeft gekocht of gehaald.
13.3
Uit de bestuurlijke rapportages komen nog wat aanvullende zaken naar voren. Zo heeft de politie het vermoeden dat verzoeker kort voor de doorzoeking op 12 november 2020 drugs heeft weggebracht of kwijt heeft gemaakt. Daarnaast heeft de politie aangegeven dat verzoeker in 2013 werd verdacht van drugshandel en dat er in 2016 ook al harddrugs (2,5 gram cocaïne) in zijn woning is aangetroffen. Verder wordt er in de rapportage gesproken over ‘meldingen’ die bij de politie zijn gedaan en die aanleiding hebben gevormd voor het onderzoek en de doorzoeking. Omdat het gaat om vermoedens en ongeveer vijf jaar geleden aantreffen van harddrugs vindt de voorzieningenrechter dit onvoldoende zwaarwegend om daar nu een woningsluiting op te baseren.
Conclusie
14. Voor de voorzieningenrechter staat vast dat er een handelshoeveelheid (1,1 gram) oude cocaïne in de woning is aangetroffen en dat er door harddrugsgebruikers kortdurende bezoekjes worden afgelegd aan de woning van verzoekers. Er is echter geen harde informatie over het waarom van die bezoekjes. Verder zijn er geen drugsgerelateerde zaken in de woning aangetroffen. Als de voorzieningenrechter alle informatie uit het dossier bij elkaar optelt, vindt zij dat er onvoldoende ligt om een woningsluiting noodzakelijk te achten. De voorzieningenrechter ziet hierin aanleiding om het bestreden besluit te schorsen.
15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit is geschorst tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting). Die punten hebben een waarde van € 534,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.068,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.068,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanE.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2021.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie in dit verband de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912. In die zaak was aangetroffen: 48,5 pillen positief getest op MDMA, 1 ponypack met wit poeder positief getest op cocaïne, 1 pipetflesje met 1,3 gram vloeistof positief getest op MDMA, 1 zakje met 1,4 gram witte brokjes positief getest op MDMA en 1 capsule met 0,6 gram wit poeder positief getest op MDMA.