In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor vijf minderjarige kinderen, die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderen en de moeder zijn gehoord.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door de moeder en dat de kinderen bij haar wonen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 14 oktober 2021. De GI heeft in de mondelinge behandeling aangegeven dat er positieve stappen zijn gezet in de ontwikkeling van de kinderen en dat de hulpverlening goed verloopt. De moeder heeft echter aangegeven dat zij geen meerwaarde ziet in een verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat zij zelf in staat is om de veiligheid van haar kinderen te waarborgen en zij al hulpverlening heeft ingeschakeld.
De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is voor de kinderen en dat de betrokkenheid van de GI niet langer noodzakelijk is. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen, omdat niet is voldaan aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.