ECLI:NL:RBROT:2021:10229

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
C/10/613987 / JE RK 21-485
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen na positieve ontwikkeling in gezinssituatie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 8 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor vijf minderjarige kinderen, die onder toezicht stonden van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. De moeder van de kinderen, bijgestaan door haar advocaat, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderen en de moeder zijn gehoord.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over de kinderen wordt uitgeoefend door de moeder en dat de kinderen bij haar wonen. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 14 oktober 2021. De GI heeft in de mondelinge behandeling aangegeven dat er positieve stappen zijn gezet in de ontwikkeling van de kinderen en dat de hulpverlening goed verloopt. De moeder heeft echter aangegeven dat zij geen meerwaarde ziet in een verlenging van de ondertoezichtstelling, omdat zij zelf in staat is om de veiligheid van haar kinderen te waarborgen en zij al hulpverlening heeft ingeschakeld.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging meer is voor de kinderen en dat de betrokkenheid van de GI niet langer noodzakelijk is. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen, omdat niet is voldaan aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de griffier aanwezig. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers of andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/613987 / JE RK 21-485
Datum uitspraak: 8 oktober 2021

Beschikking

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2005 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2008 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2013 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] ,
[naam kind 4],
geboren op [geboortedatum kind 4] 2015 te [geboorteplaats kind 4] , hierna te noemen [naam kind 4] ,
[naam kind 5],
geboren op [geboortedatum kind 5] 2017 te [geboorteplaats kind 5] , hierna te noemen [naam kind 5] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 26 maart 2021 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 23 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 23 augustus 2021.
Op 8 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam kind 2] , die voorafgaand aan de mondelinge behandeling apart is gehoord,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. G.J. Schipper- de Bruijn,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam] .
[naam kind 1] is in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en [naam kind 5] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en [naam kind 5] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 26 maart 2021 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en [naam kind 5] verlengd tot 14 oktober 2021. De beslissing is voor het overige aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en [naam kind 5] te verlengen voor de duur van een jaar. Thans resteert de beslissing op de overige zes maanden, te weten tot 14 april 2021.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling aanvankelijk gehandhaafd en als volgt toegelicht. In de afgelopen periode zijn er positieve stappen gezet door de moeder en de kinderen. MPG+ heeft veel structuur en duidelijkheid samen met de moeder kunnen aanbrengen in het gezin. ASVZ zal de hulpverlening verder overnemen en is inmiddels gestart. In de komende zes maanden is het van belang om de hulpverlening verder te monitoren. Daarna zal de ondertoezichtstelling kunnen worden afgesloten.
In tweede instantie heeft de GI beaamd dat het doel van de ondertoezichtstelling in de resterende zes maanden is komen te vervallen door wijziging van de jeugdbeschermer en doordat de moeder al begeleiding heeft vanuit ASVZ en vertrouwen heeft in haar begeleider.

Het standpunt van de belanghebbende

Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder ziet geen meerwaarde in een verlenging van de ondertoezichtstelling. De hulpverlening vanuit ASVZ is sinds begin september gestart en de moeder heeft een goede band met de betrokken hulpverlener. Daarnaast gaat de huidige jeugdbeschermer vertrekken, waardoor ze opnieuw een vertrouwensband zal moeten opbouwen met de nieuwe jeugdbeschermer. De moeder wil zich echter focussen op haar kinderen. Verder zoekt zij zelfstandig hulpverlening voor haar kinderen en trekt zij op tijd aan de bel, wanneer dat nodig is. De moeder beschikt over alle vaardigheden die zij nodig heeft om de veiligheid van de kinderen te garanderen. Een verlenging van de ondertoezichtstelling, enkel om de hulpverlening te monitoren, is niet noodzakelijk.

De beoordeling

De kinderrechter kan, samengevat, de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen indien de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling nog steeds ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouder(s) met gezag.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er niet langer sprake is van een ern
stige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind 1] , [naam kind 2] , [naam kind 3] , [naam kind 4] en [naam kind 5] . In de afgelopen periode is een positieve ontwikkeling zichtbaar. De hulpverlening vanuit Enver in de vorm van MPG+ heeft voor veel structuur en duidelijkheid gezorgd binnen het gezin. De kinderen zijn rustiger en luisteren naar de moeder. De GI heeft een verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht om de overdracht van de hulpverlening vanuit MPG+ naar ASVZ te monitoren. Inmiddels is de hulpverlening vanuit ASVZ gestart en dit verloopt goed. Daarnaast heeft de moeder ter zitting aangegeven op tijd aan de bel te trekken en (aanvullende) hulpverlening te vragen, wanneer dat nodig is. Daarbij komt dat er een wisseling van jeugdbeschermer zal plaatsvinden, wat belastend is voor de moeder. De kinderrechter acht de betrokkenheid van de GI daarom niet langer noodzakelijk en ziet geen aanleiding om de ondertoezichtstelling van de kinderen te verlengen.
Uit het voorgaande volgt dat niet is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af, voor zover daarop niet eerder is beslist.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.A. Graven als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgesteld op 18 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.