ECLI:NL:RBROT:2021:10267

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
ROT 20/3669 en ROT 21/1002
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen verplichting tot opschorting van urgentieverklaring tijdens beroepsprocedure tegen zoekprofiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 15 oktober 2021, zijn twee zaken behandeld met betrekking tot de urgentieverklaring voor woningzoekenden. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, had beroep ingesteld tegen de intrekking van haar urgentieverklaring door het bestuur van de Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de urgentieverklaring op 20 januari 2020 was verleend, maar op 29 september 2020 was ingetrokken. Eiseres voerde aan dat de intrekking onterecht was, omdat verweerder de urgentieverklaring had moeten opschorten tijdens de beroepsprocedure, zoals dit ook tijdens de bezwaarprocedure was gebeurd. De rechtbank oordeelde echter dat de wet, specifiek artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht, bepaalt dat een beroep geen schorsende werking heeft op het bestreden besluit. Hierdoor was verweerder niet verplicht om de urgentieverklaring op te schorten tijdens de beroepsprocedure. De rechtbank concludeerde dat er voldoende passend woningaanbod was en dat eiseres hier niet op had gereageerd, wat de intrekking van de urgentieverklaring rechtvaardigde. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 20/3669 en ROT 21/1002

uitspraak van de meervoudige kamer van 15 oktober 2021 in de zaken tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres

(gemachtigde: mr. G.E. van der Pols),
en

het bestuur van Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A.C. Kooij).

Procesverloop

ROT 20/3669
Met het besluit van 20 januari 2020 (primair besluit I) heeft verweerder een urgentieverklaring voor drie maanden aan eiseres toegekend.
Met het besluit van 2 juni 2020 (bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard.
ROT 21/1002
Met het besluit van 29 september 2020 (primair besluit II) heeft verweerder de aan eiseres toegekende urgentieverklaring ingetrokken.
Met het besluit van 19 januari 2021 (bestreden besluit II) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit II ongegrond verklaard.
In beide zaken
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft in de zaak ROT 20/3669 nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 september 2021 gelijktijdig op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan via een Skypeverbinding door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Verweerder heeft met het primaire besluit I van 20 januari 2020 een urgentieverklaring voor de duur van drie maanden verleend aan eiseres op basis van de urgentiegrond Medische noodzaak. Verweerder heeft in dit besluit bepaald dat de urgentieverklaring tijdelijk wordt stopgezet als eiseres bezwaar maakt, totdat een beslissing op dit bezwaar is genomen. Eiseres heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen het zoekprofiel van de verleende urgentieverklaring.
1.2.
Bij het bestreden besluit I heeft verweerder het primaire besluit I gehandhaafd. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat voor het bepalen van het zoekprofiel is uitgegaan van het advies van 14 januari 2020 van de arts van het Team Sociaal Medische Advisering (SMA).
1.3.
Verweerder heeft de urgentieverklaring bij besluit van 29 september 2020 stopgezet. Aan het bestreden besluit II, waarin het primaire besluit II wordt gehandhaafd, heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres gedurende de urgentieperiode van drie maanden, gerekend vanaf 2 juni 2020 (datum van bestreden besluit I), niet heeft gereageerd op het passend woningaanbod. Volgens verweerder betekent het feit dat de urgentieverklaring was opgeschort tijdens de bezwaarprocedure niet dat dit ook tijdens de beroepsprocedure moet gebeuren.
Bestreden besluit II
2. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte de eerder aan haar verleende urgentieverklaring heeft beëindigd. Verweerder had de urgentieverklaring, net zoals tijdens de bezwaarprocedure, moeten opschorten in afwachting van een uitspraak in de nog lopende beroepsprocedure tegen de verleende urgentieverklaring. Volgens eiseres is het opschorten door verweerder tijdens de bezwaarprocedure de gebruikelijke regeling. Daarom zou deze afwijking van de hoofdregel dat bezwaar en beroep geen schorsende werking heeft, gelet op het rechtszekerheidsbeginsel, moeten worden doorgetrokken tijdens de beroepsprocedure. Verweerder heeft ook niet gemotiveerd waarom wordt afgeweken van de bij hem gebruikelijke regeling om de urgentie tijdens de bezwaar- of beroepsprocedure op te schorten. Eiseres wijst in dit verband nog op het feit dat verweerder eerder niet op de hoogte was van de lopende beroepsprocedure.
3.1.
Het door eiseres ingestelde beroep schorst, gelet op artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de werking van het bestreden besluit I niet. Dit betekent dat verweerder niet gehouden was om de urgentieverklaring op te schorten tijdens de beroepsprocedure tegen het zoekprofiel van de urgentieverklaring. Gelet op deze wettelijke bepaling is ook geen sprake van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Het enkele feit dat verweerder tijdens de bezwaarprocedure wel altijd de urgentie opschort, zoals ook is benoemd in het primaire besluit, betekent niet dat dit ook het geval zou moeten zijn tijdens de beroepsprocedure. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht waarom hij tijdens de bestuurlijke heroverweging deze werkwijze wel hanteert en waarom dit niet het geval is tijdens een beroepsprocedure. De rechtbank ziet daarom ook niet in waarom het wel of niet op de hoogte zijn van verweerder van de lopende beroepsprocedure van belang zou zijn. Het betoog faalt.
3.2.
De rechtbank concludeert dat verweerder, nu sprake was van voldoende passend woningaanbod en eiseres hier niet op heeft gereageerd, welk gegeven overigens ook niet wordt betwist door eiseres, terecht op grond van artikel 2.4, eerste lid, onder a, van Bijlage 1 van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 de urgentieverklaring heeft ingetrokken.
Bestreden besluit I
4.1.
De rechtbank stelt vast dat de aan eiseres verleende urgentieverklaring bij het bestreden besluit II is ingetrokken. Gelet daarop dient de rechtbank ambtshalve de vraag te beantwoorden of eiseres nog procesbelang heeft bij haar beroep tegen bestreden besluit I.
4.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben. Het beroep van eiseres tegen bestreden besluit I heeft betrekking op het zoekprofiel van de eerder aan haar verleende urgentieverklaring. Nu uit overwegingen 3.1. en 3.2. volgt dat verweerder deze urgentieverklaring terecht heeft ingetrokken, heeft eiseres geen belang meer bij de verdere behandeling van haar beroep tegen bestreden besluit I. Alleen indien de betrokkene stelt schade te hebben geleden en tot op zekere hoogte aannemelijk maakt dat hij of zij de schade daadwerkelijk en als gevolg van de beslissing op bezwaar heeft geleden, kan nog sprake zijn van voldoende procesbelang. Hier is niet van gebleken, eiseres heeft dit ook niet gesteld.
4.3.
Gelet hierop verklaart de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk en komt zij daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van dit beroep.
Conclusie
5. Het beroep met zaaknummer ROT 21/1002 is ongegrond en het beroep met zaaknummer ROT 20/3996 is niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep met zaaknummer ROT 20/3669 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep met zaaknummer ROT 21/1002 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzitter, en mr. M.C. Snel-van den Hout en mr. J. Fransen, leden, in aanwezigheid van A. Willems, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2021.
De griffier is verhinderd te tekenen.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.