Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van bijna 8 kilo cocaïne. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] in [geboorteplaats verdachte], was niet ingeschreven in de basisregistratie personen en had mr. F.D.W. Siccama als raadsman. Het onderzoek op de terechtzitting begon op 13 oktober 2021. De officier van justitie, mr. G. Sannes, eiste een gevangenisstraf van 37 maanden, maar de rechtbank legde uiteindelijk 30 maanden op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor berechting.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne, gebaseerd op bewijsmateriaal zoals afgeluisterde gesprekken en financiële transacties met medeverdachten. De verdachte had wetenschap van de aanwezigheid van cocaïne in de lading gerecycled plastic. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De straf werd gemotiveerd door de ernst van het feit en de rol van de verdachte in het criminele drugscircuit, waarbij ook rekening werd gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet recentelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 30 maanden op, met aftrek van voorarrest. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opnieuw geschorst onder dezelfde voorwaarden als eerder. De rechtbank besliste ook over de in beslag genomen voorwerpen, waarbij enkele verbeurd werden verklaard en andere aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.