Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 37 maanden, met aftrek van voorarrest;
- opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte bij de einduitspraak.
4..Vrijspraak feit 2
5..Bewijs en bewezenverklaring feit 1
6..Strafbaarheid feit
7..Strafbaarheid verdachte
8..Motivering straf
.De verdachte is op 4 juni 2019 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn van berechting aangevangen. Tussen 4 juni 2019 en de datum van dit eindvonnis ligt een periode van ruim 2 jaar en 4 maanden. In deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van die termijn rechtvaardigen. De redelijke termijn is dus overschreden met ruim 4 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal dit gecompenseerd worden door vermindering van de op te leggen gevangenisstraf.
9..Voorlopige hechtenis
10..Toepasselijke wettelijke voorschriften
11..Bijlagen
12..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden;