ECLI:NL:RBROT:2021:10408

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
10/960256-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf opgelegd

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van gewoontewitwassen. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], werd bijgestaan door haar raadsman, mr. R. Lonterman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een langere periode, van 1 januari 2013 tot en met 4 juni 2019, betrokken was bij het witwassen van geldbedragen en een horloge. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 240 uur meer passend was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan gewoontewitwassen, waarbij het vermoeden bestond dat de betrokken geldbedragen en het horloge afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft echter ook vastgesteld dat de verdachte van enkele onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken moest worden, omdat er onvoldoende bewijs was dat deze bedragen of goederen uit enig misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de in beslag genomen horloge verbeurd verklaard, omdat dit aan de verdachte toebehoorde en het bewezen feit met betrekking tot dit voorwerp was begaan. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact ervan op de legale economie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960256-18
Datum uitspraak: 27 oktober 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
gemachtigd raadsman mr. R. Lonterman, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Het opnieuw aangevangen onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. G. Sannes heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde gewoontewitwassen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Geldigheid dagvaarding

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat voor wat betreft het eerste gedachtestreepje, luidende: “een of meer contant gestorte geldbedrag(en) (van in totaal 181.890,000)” de tenlastelegging onvoldoende duidelijk is, waardoor zij niet weet waar zij zich tegen moet verdedigen. Om die reden dient de dagvaarding wat dit onderdeel betreft nietig te worden verklaard.
Beoordeling
Dit beroep op de nietigheid van de dagvaarding wordt verworpen. Gelet op de bewoordingen van het bedoelde tekstgedeelte van de tenlastelegging, bezien tegen de achtergrond van het dossier waaruit blijkt hoe het totaalbedrag van € 181.890,- is samengesteld, is voldoende duidelijk waarop dit deel van de tenlastelegging betrekking heeft. De dagvaarding voldoet daarom, ook op dit onderdeel, aan de vereisten van artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering.

5..Bewijs en bewezenverklaring

5.1.
Bewijsverweer
5.1.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen. Er kan niet gesproken worden van een economische eenheid tussen de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte] ). Dat maakt dat zij niet aansprakelijk kan worden gehouden voor contante stortingen die zijn gedaan op de rekening van [naam medeverdachte] . Van de contante stortingen die op haar eigen rekening zijn gedaan kan niet bewezen worden dat deze uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het gaat om vele contante stortingen over een periode van 7 jaar en van de verdachte kan niet worden verlangd dat zij over elke storting een verklaring aflegt. Met betrekking tot het bedrag van € 125.000,- dat door dhr. [naam persoon] als lening op de rekening van [naam medeverdachte] is gestort geldt dat de verdachte daarvan geen wetenschap heeft gehad en zij daarvoor niet strafrechtelijk aansprakelijk kan zijn. Ten aanzien van het ontvangen salaris van [naam coffeeshop] , in totaal € 32.809,59, geldt dat niet kan worden bewezen dat deze bedragen van enig misdrijf afkomstig zijn. Ook voor de horloges genoemd in de tenlastelegging bestaat geen vermoeden van witwassen.
5.1.2.
Beoordeling
Toetsingskader
Voorop gesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat er in de onderhavige zaak geen bewijs is dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en horloges afkomstig zijn uit een specifiek misdrijf, staat aan bewezenverklaring dus niet zonder meer in de weg.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan immers niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte de eerdergenoemde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Vermoeden van witwassen geldbedrag van € 122.110,- en horloge
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
In de onderzoeksperiode van 1 januari 2013 tot en met 4 juni 2019 heeft de verdachte periodiek salaris genoten van [naam bedrijf 1] , [naam bedrijf 2] en [naam coffeeshop] . Deze inkomsten zijn gebruikt voor het betalen van vaste lasten, maar in een groot deel van de onderzoeksperiode waren deze inkomsten te laag om in de volledige maandelijkse lasten te voorzien. Haar partner [naam medeverdachte] heeft in de onderzoeksperiode geen legale inkomsten uit dienstverband of uit zijn eigen bedrijf gehad. Hij had ook geen legaal vermogen.
In de onderzoeksperiode hebben veelvuldig contante stortingen plaatsgevonden op bankrekeningen van de verdachte. Vanaf 2013 is een totaalbedrag van € 122.110,- gestort op haar rekeningen. Deze stortingen van € 122.110,- maken onderdeel uit van de in de tenlastelegging genoemde totaalsom van € 181.890,-. Deze stortingen kunnen niet worden verklaard uit de legale inkomsten dan wel het legale vermogen van de verdachte.
In de fouillering van de verdachte na haar aanhouding op 4 juni 2019 is een horloge van het merk Rolex, model Day-Date, aangetroffen. De getaxeerde dagwaarde van dit horloge bedroeg € 17.000,-. De waarde en daarmee de vermoedelijke aanschafprijs van dit kostbare horloge kan niet worden verklaard uit de legale inkomsten van de verdachte. Van legaal vermogen van de verdachte is niet gebleken.
Deze feiten en omstandigheden, zowel op zichzelf als in onderling verband beschouwd, rechtvaardigen het vermoeden dat het geldbedrag van in totaal € 122.110,- en het genoemde horloge -middellijk of onmiddellijk- uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Bewijs witwassen geldbedrag van € 122.110,- en horloge
Omdat de verdachte geen verklaring heeft gegeven voor deze stortingen en de herkomst en bekostiging van het horloge, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan en derhalve kan worden bewezen dat deze geldbedragen en het horloge – middellijk of onmiddellijk- van misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit wist.
Gewoontewitwassen
Omdat de verdachte gedurende een langere periode, bij herhaling, geldbedragen en tevens het horloge heeft witgewassen, wordt bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
Vrijspraak witwassen geldbedrag van € 32.809,59Dit bedrag van € 32.809,59 betreft de totaalsom van de maandelijkse netto salarisbetalingen die de verdachte met ingang van augustus 2017 heeft ontvangen van [naam coffeeshop] , een coffeeshop te Amsterdam. Het dossier bevat aanwijzingen dat sprake was van een fictief dienstverband. Dit betekent echter niet dat bewezen kan worden dat deze gelden -middellijk of onmiddellijk- uit enig misdrijf afkomstig zijn. Niet valt uit te sluiten dat de gelden een legale herkomst hebben (namelijk de reguliere, legale inkomstenstroom van [naam coffeeshop] ). De verdachte zal dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Vrijspraak witwassen geldbedrag van € 125.000,--
Dit totaalbedrag van € 125.000,- is door dhr. [naam persoon] / [naam bedrijf 1] gestort op de rekening van [naam medeverdachte] . Bij de stortingen staat vermeld dat het zou gaan om leningen. Nu deze stortingen zijn gedaan op de rekening van [naam medeverdachte] kan de rechtbank niet vaststellen dat, behalve [naam medeverdachte] , ook de verdachte deze gelden voorhanden heeft gehad, alleen, dan wel handelend als mededader van [naam medeverdachte] . De verdachte zal daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken
Vrijspraak witwassen contante stortingen van € 59.780,--
Dit bedrag van € 59.780,- maakt onderdeel uit van de in de tenlastelegging genoemde totaalsom van € 181.890,- en betreft contante stortingen op rekeningen van [naam medeverdachte] . Omdat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte deze geldbedragen alleen dan wel als mededader van [naam medeverdachte] voorhanden heeft gehad, zal zij ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Vrijspraak witwassen andere horloges
Niet kan worden bewezen dat de verdachte als dader dan wel als mededader betrokken is geweest bij het witwassen van de twee horloges die onder [naam medeverdachte] in beslag zijn genomen, namelijk het horloge van het merk Audemars Piquet en het horloge van het merk Rolex, type Yacht Master. Er is onvoldoende bewijs dat de verdachte deze horloges alleen dan wel tezamen en in vereniging met [naam medeverdachte] voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
5.1.3.
gewoontewitwassen
Omdat de verdachte gedurende een langere periode bij herhaling geldbedragen en goederen heeft witgewassen, is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
5.2.
Bewijsmiddelen, verdere bewijsmotivering en bewezenverklaring
In bijlage II is de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de voor het bewijs redengevende inhoud van wat hiervoor onder 5.1.2 en 5.1.3 is overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 4 juni 2019 te Landsmeer en elders in Nederland,
- meer contant gestorte geldbedragen (van in totaal 122.110,00) en
- een horloge (van het merk Rolex)
voorhanden heeft gehad ,
terwijl zij, verdachte, telkens wist, dat voormelde voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
gewoontewitwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van diverse grote geldbedragen en van een kostbaar horloge. Het gewoontewitwassen strekt zich uit over een lange periode. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, ook vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De verdachte heeft hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid willen afleggen en is ook niet op de terechtzitting verschenen om vragen te beantwoorden. Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 oktober 2020 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is geëist wordt echter niet noodzakelijk geacht. Met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast als onvoorwaardelijke straf een taakstraf van geruime tijd wordt de ernst van het bewezen verklaarde feit voldoende tot uitdrukking gebracht. De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt niet alleen opgelegd vanwege de ernst van het gepleegde feit, maar dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tevens is in aanmerking genomen dat de redelijke termijn voor berechting is overschreden.
De verdachte is in de onderhavige zaak op 4 juni 2019 in verzekering gesteld. Op die datum is de redelijke termijn waarbinnen de zaak inhoudelijk dient te worden berecht aangevangen. In deze zaak wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die de overschrijding van die termijn rechtvaardigen. De redelijke termijn is dus overschreden met ruim 4 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, wordt dit gecompenseerd door vermindering van de duur van de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegend, wordt een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur passend en geboden geacht.
De eis van de officier van justitie komt te hoog voor, mede omdat de verdachte van een aantal onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

9..In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen horloge (zie de als bijlage III aangehechte beslaglijst) verbeurd te verklaren.
Beoordeling
Het in beslag genomen horloge zal worden verbeurd verklaard.
Het voorwerp behoort aan de verdachte toe en het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
de tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf: nummer 1 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. W.M. Stolk en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari
2013 tot en met 4 juni 2019 te Landsmeer en/of (telkens) (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
- een of meer contant gestorte geldbedrag(en) (van in totaal 181.890,00) en/of
- een of meer (al dan niet) als "lening" ontvangen geldbedrag(en) van in
totaal 125.000,00 en/of
- een of meer als "salaris" ontvangen geldbedrag(en) van in totaal 32.809,59
en/of
- een of meer horloges (van het merk Audemars Piquet en Rolex)
a. a) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
en/of
b) van genoemde voorwerp(en) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats,
de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft
verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen
was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen
voorhanden heeft gehad,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans
redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voormelde voorwerpen - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) van het plegen van dat feit
een gewoonte heeft/hebben gemaakt
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht