4.2.2.Beoordeling
Toetsingskader
Voorop gesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat er in de onderhavige zaak geen bewijs is dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en horloges afkomstig zijn uit een specifiek misdrijf, staat aan bewezenverklaring dus niet zonder meer in de weg.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan immers niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte de eerdergenoemde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Vermoeden van witwassen
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
In de onderzoeksperiode van 1 januari 2013 t/m 4 juni 2019 heeft de verdachte geen legale inkomsten uit dienstverband of uit zijn eigen bedrijf gehad, noch is gebleken van andere legale (eenmalige) inkomstenbronnen. Zijn partner en medeverdachte [naam medeverdachte 3] (hierna: [naam medeverdachte 3] ) heeft in de onderzoeksperiode salaris genoten van [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 3] en [naam coffeeshop] . Deze inkomsten zijn gebruikt voor het betalen van vaste lasten, maar in een groot deel van de onderzoeksperiode waren deze inkomsten te laag om in de volledige maandelijkse lasten te voorzien.
Uit de opgevraagde bankmutaties blijkt dat de verdachte in de onderzoeksperiode vier keer giraal een bedrag van dhr. [naam persoon] , dan wel diens BV, [naam bedrijf 2] , heeft ontvangen. In totaal betreft het een bedrag van € 125.000,-. In de omschrijving van deze stortingen staat ‘lening’. Er zijn geen aflossingen van en/of rentebetalingen op deze lening(en) aangetroffen. Evenmin is gebleken dat er een onderpand of (ander) zekerheidsrecht is gesteld.
Voorts blijkt uit de bankmutaties dat er veelvuldig contante stortingen hebben plaatsgevonden op bankrekeningen van de verdachte. Vanaf 2013 is een totaalbedrag van € 59.780,- gestort op zijn rekeningen. De verdachte had in deze periode geen legale inkomsten. De stortingen kunnen ook niet worden verklaard uit de legale inkomsten van zijn partner [naam medeverdachte 3] .
Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte en [naam medeverdachte 3] is in de slaapkamer in het rechter nachtkastje een horloge van het merk Audemars Piquet, model Royal Oak aangetroffen. Dit horloge is in beslag genomen onder de verdachte. De getaxeerde dagwaarde betreft € 22.600,-. In de slaapkamer op zolder is een horloge van het merk Rolex, model Yacht Master, aangetroffen. De getaxeerde dagwaarde van dit horloge betreft € 6.100,-. Dit horloge is eveneens onder de verdachte in beslag genomen. In de fouillering van [naam medeverdachte 3] na haar aanhouding is een tweede horloge van het merk Rolex, model Day-Date, aangetroffen. De getaxeerde dagwaarde van dit horloge bedraagt € 17.000,-. De waarde en daarmee de vermoedelijke aanschafprijs van deze horloges kan niet worden verklaard uit legale inkomsten van de verdachte en zijn partner [naam medeverdachte 3] .
Deze feiten en omstandigheden, zowel op zichzelf als in onderling verband beschouwd, rechtvaardigen het vermoeden dat zowel de ‘leningen’ van [naam persoon] en [naam bedrijf 2] , als de contante stortingen en de horloges uit enig misdrijf afkomstig zijn. Gelet op het vorenstaande mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van deze goederen.
Door de verdachte zelf is geen enkele verklaring gegeven op basis waarvan het vermoeden van witwassen zou kunnen worden weerlegd. Bij de politie heeft hij zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen en op de terechtzitting is hij niet verschenen. Wel is door de raadsman verweer gevoerd ten aanzien van diverse onderdelen. Deze verweren worden verworpen om de hierna weer te geven redenen.
ad verweer over girale leningen
De raadsman heeft aangevoerd dat bij de stortingen van het bedrag van in totaal € 125.000,- staat vermeld dat het gaat om leningen. Er is geen reden om daarvan niet uit te gaan. De raadsman wordt hierin niet gevolgd. Behalve dat, zoals hierboven staat vermeld, er op het totaalbedrag van € 125.000,- dat de verdachte als lening of leningen van [naam persoon] zou hebben ontvangen, nooit een afbetaling heeft plaatsgevonden, geen rente is betaald en er geen onderpand of zekerheidsrecht zijn gesteld, zijn die leningen ook niet aannemelijk vanwege het volgende.
[naam persoon] heeft verklaard dat de leningen zouden worden gebruikt voor het opzetten van een scooterbedrijf. Het onderzoek heeft daarvoor echter geen enkel aanknopingspunt opgeleverd. Daar komt bij dat de verdachte in een OVC-gesprek met [naam medeverdachte 1] op 3 mei 2019 spreekt over een vriend die hij heeft geholpen door die vriend twee ton zwart geld te lenen voor de aanschaf van een hotel. Het ligt in de rede dat de verdachte het hier heeft over [naam persoon] , een goede kennis van de verdachte, die blijkens zijn eigen verklaring een hotelbedrijf heeft. De verdachte heeft in elk geval op geen enkele wijze weersproken dat, zoals ook nog is aangevoerd, de door [naam persoon] onder de noemer “leningen” uitbetaalde bedragen feitelijk een terugbetaling betroffen van het zwarte geld dat de verdachte eerder aan [naam persoon] heeft verstrekt.
De rechtbank acht het op grond van het voorgaande niet geloofwaardig dat de geldbedragen die de verdachte heeft ontvangen van [naam persoon] daadwerkelijk leningen zijn. Deze stelling over de herkomst van die geldbedragen weerleggen dus niet het vermoeden dat ze afkomstig zijn uit enig misdrijf. Er wordt daarom geoordeeld dat het niet anders kan dan dat deze geldbedragen daaruit wel afkomstig zijn.
ad verweer over contante stortingen
Door de raadsman is aangevoerd dat de contante stortingen afkomstig zijn uit een contante lening van € 75.000,- van [naam persoon] uit 2014. Dit zou gaan om een eerdere lening dan de reeds besproken, giraal gestorte leningen. Deze stelling over de herkomst van de contante stortingen is op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Uit het dossier blijkt dat de contante stortingen op de rekening van de verdachte al zijn begonnen voordat de contante lening zou zijn verstrekt. Voorts gaat het om stortingen die mondjesmaat hebben plaatsgevonden over een periode van jaren, wat niet strookt met het ontvangen van een contante lening van
€ 75.000,- ineens. Daar komt bij dat de overige beweerdelijke ‘leningen’ bancair zijn gestort en er geen enkele reden of verklaring is gegeven waarom deze eerdere ‘lening’ contant zou zijn verstrekt. Ook is het zeer ongebruikelijk om leningen van deze omvang contant te betalen.
De stelling van de verdediging weerlegt daarom niet het vermoeden dat ook de contante stortingen crimineel geld betreffen. Er zal dan ook bewezen worden verklaard dat ook deze contante stortingen uit misdrijf afkomstig zijn.
Wel is de rechtbank van oordeel dat niet met onvoldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte ook de geldbedragen die op de rekening van [naam medeverdachte 3] zijn gestort, zijnde in totaal € 122.110,-, al dan niet samen met haar, voorhanden heeft gehad. In zoverre zal hij partieel worden vrijgesproken.
ad verweer over horloges
Door de raadsman is aangevoerd dat de horloges zijn aangeschaft met het geld uit de leningen van [naam persoon] . Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over die beweerdelijke ‘leningen’ weerlegt ook deze stelling niet het vermoeden dat de horloges uit misdrijf afkomstig zijn. Daarom zal bewezen worden verklaard dat ze een criminele herkomst hebben.
Wel is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte, behalve het Audemars Piquet horloge en het horloge van het merk Rolex Yacht Master, ook de Rolex Day-Date, aangetroffen in de fouillering van [naam medeverdachte 3] , voorhanden heeft gehad, zodat de verdachte hiervan partieel zal worden vrijgesproken.
ad tenlastegelegde witwassen salarisbetalingen [naam medeverdachte 3]
De verdachte zal partieel worden vrijgesproken van het tenlastegelegde witwassen van het bedrag van € 32.809,59 netto, welk bedrag verdachtes partner [naam medeverdachte 3] met ingang van augustus 2017 maandelijks aan netto salaris heeft ontvangen van [naam coffeeshop] , een coffeeshop te Amsterdam. Er kan immers niet worden vastgesteld dat dit geldbedrag -middellijk of onmiddellijk- uit enig misdrijf afkomstig is. Zelfs als er sprake zou zijn geweest van een fictief dienstverband, valt immers niet uit te sluiten dat deze gelden een legale herkomst hadden, namelijk de reguliere, legale inkomstenstroom van [naam coffeeshop] .