In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met als doel dat hij de woning verlaat na de beëindiging van hun affectieve relatie. De vrouw is eigenaar van de woning en heeft de man verzocht deze te verlaten, maar hij heeft hieraan geen gehoor gegeven. De vrouw vordert dat de man binnen twee maanden na betekening van het vonnis de woning verlaat en de sleutels aan haar overhandigt. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat beide partijen de zorg voor hun minderjarige dochter, geboren in 2010, willen bespreken, maar dat dit alleen in een bodemprocedure kan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man geen recht van bewoning heeft en dat de vrouw recht heeft op ontruiming van de woning. De vordering van de vrouw is toegewezen, met een termijn van twee maanden voor de man om de woning te verlaten. Daarnaast is de man veroordeeld tot afgifte van bepaalde eigendommen aan de vrouw en is een dwangsom opgelegd voor het geval hij niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.