ECLI:NL:RBROT:2021:10491
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de recht op Ziektewetuitkering na Eerstejaars ziektewetbeoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die als zorgassistent werkte, had zich op 16 maart 2019 ziekgemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres in staat was om werkzaamheden te verrichten die voldeden aan de Functionele mogelijkhedenlijst (FML), maar met beperkingen. De arbeidsdeskundige stelde vast dat eiseres nog meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot het primaire besluit van de verweerder om de uitkering per 15 april 2020 te beëindigen. Eiseres ging in bezwaar, maar het bestreden besluit werd gehandhaafd. Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 voerde eiseres aan dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen en dat de geduide functies niet passend waren. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de functionele mogelijkheden van eiseres correct hadden vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de uitkering te herzien. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.