ECLI:NL:RBROT:2021:10491

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
ROT 20/6743
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de recht op Ziektewetuitkering na Eerstejaars ziektewetbeoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die als zorgassistent werkte, had zich op 16 maart 2019 ziekgemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). De verzekeringsarts concludeerde dat eiseres in staat was om werkzaamheden te verrichten die voldeden aan de Functionele mogelijkhedenlijst (FML), maar met beperkingen. De arbeidsdeskundige stelde vast dat eiseres nog meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen, wat leidde tot het primaire besluit van de verweerder om de uitkering per 15 april 2020 te beëindigen. Eiseres ging in bezwaar, maar het bestreden besluit werd gehandhaafd. Tijdens de zitting op 27 oktober 2021 voerde eiseres aan dat haar klachten onvoldoende waren meegenomen en dat de geduide functies niet passend waren. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige de functionele mogelijkheden van eiseres correct hadden vastgesteld en dat er geen aanleiding was om de uitkering te herzien. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/6743

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], eiseres,

gemachtigde: mr. G. Grijs,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: M. Molenaar.

Procesverloop

Met het besluit van 13 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiseres vanaf 15 april 2020 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
Met het besluit van 8 december 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft bij brief van 15 oktober 2021 aanvullende gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1.
Eiseres is werkzaam geweest als zorg assistent voor gemiddeld 23,91 uur per week en heeft zich voor dit werk ziekgemeld op 16 maart 2019. In het kader van een Eerstejaars Ziektewet-beoordeling heeft de verzekeringsarts onderzoek verricht dat is opgenomen in een verslag van 4 maart 2020. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiseres werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 4 maart 2020, geldig per 3 maart 2020. In de FML zijn beperkingen opgenomen in de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren, 2. Sociaal functioneren en 6. Werktijden. Er is een urenbeperking van 8 uur per dag en 30 uur per week vastgesteld.
1.2.
Op basis van de FML heeft de arbeidsdeskundige in de rapportage van 13 maart 2020 geconcludeerd dat eiseres haar eigen arbeid niet meer kan verrichten en er is een aantal functies geselecteerd waarvoor eiseres nog geschikt wordt geacht, namelijk Machinebediende inpak-/verpakkingsmachine (SBC-code 271093), Administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) en Productiemedewerker textiel, geen kleding (SBC-code 272043). Aanvullend zijn de functies Medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) en Productiemedewerker confectie, kleermaken (SBC-code 272042) geduid. Gelet op deze functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiseres nog meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd (het maatmanloon), namelijk 81,86%.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige.
2.1.
Tijdens de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapportage van 26 november 2020 aanleiding gezien om de FML aan te passen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat bij Persoonlijk functioneren en de duurbelasting aanvullende beperkingen moeten worden aangenomen, zoals een beperking voor voorspelbare werksituaties en werk zonder verhoogd persoonlijk risico. Vanwege de PTSS-klachten van eiseres heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook een aanvullende urenbeperking opgenomen, zodat een urenbeperking van 6 uur per dag geldt. De nieuwe FML is vastgesteld op 26 november 2020, geldig per 3 maart 2020.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 3 december 2020 op basis van de nieuwe FML toegelicht dat de eerder geduide functies niet meer passend zijn en er zijn nieuwe functies geduid, te weten die van Samensteller kunststof- en rubberproducten (SBC-code 271130), Medewerker kleding- en textielreiniging (SBC-code 111161), Machinaal medewerker (excl. bankwerk) (SBC-code 264122), Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180) en Papierwarenmaker, dozenmaker, kartonnagewerker (SBC-code 268040). Gelet op deze functies heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geconcludeerd dat eiseres nog steeds meer dan 65% van het maatmaninkomen kan verdienen, namelijk 81,95%.
2.3.
Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep.
3. In beroep voert eiseres aan dat haar lichamelijke en psychische klachten door verweerder zijn onderschat, dat zij zwaarder beperkt is en dat daarom de nieuwe FML dient te worden aangepast. Eiseres voert verder aan dat zij de geduide functies niet kan verrichten.
Bij aanvullend beroepschrift betoogt eiseres dat te weinig aandacht is besteed aan de anamnese en zijn haar klachten als gevolg van depressie en PTSS beperkt verwerkt. Er zou een hogere urenbeperking moeten worden aangenomen. Op basis van de richtlijn Duurbelastbaarheid in arbeid had de verzekeringsarts bezwaar en beroep meer aandacht moeten besteden aan het dagverhaal en de claim van eiseres dat zij niet in staat is om te werken. Verweerder heeft globaal naar algemene criteria verwezen.
4. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) zijn regels gesteld voor de beoordeling van het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
De beroepsgronden van eiseres, die hetzelfde luiden als in bezwaar, slagen niet. Ten aanzien van de grond dat de klachten van eiseres zijn onderschat, wordt het volgende overwogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 26 november 2020 voldoende inzichtelijk gemotiveerd dat er geen sprake is van een situatie van ‘Geen benutbare mogelijkheden’ omdat niet is voldaan aan de eisen die daarvoor worden gesteld in het Schattingsbesluit. Bij het opstellen van de nieuwe FML heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep rekening gehouden met de bestaande psychosociale problematiek van eiseres. Zo zijn beperkingen aangegeven die passen bij PTSS, depressie, angst en schrikreacties. Deze klachten en diagnoses zijn gebaseerd op informatie van de behandelend sector, zoals de brief van de psycholoog van 13 oktober 2020 en de rapportage van de verzekeringsarts van 4 maart 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met deze brief en rapportage voldoende inzichtelijk gemotiveerd welke beperkingen van toepassing zijn op de situatie van eiseres. Daarbij heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook uitvoerig uiteengezet dat een tijdelijke urenbeperking dient te worden aangenomen omdat bij eiseres sprake is van een verstoring in de energiehuishouding als gevolg van haar psychische problematiek.
Ten aanzien van de grond dat meer aandacht had moeten worden besteed aan het dagverhaal overweegt de rechtbank dat verweerder ter zitting heeft toegelicht dat door de verzekeringsartsen een uitgebreide anamnese is beschreven en dat het medisch onderzoek niet alleen is gebaseerd op de anamnese, maar ook op onder meer informatie van de behandelend sector. Voor de urenbeperking heeft de verzekeringsarts niet verwezen naar algemene globale criteria, maar er is rekening gehouden met de specifieke situatie van eiseres. Zo is rekening gehouden met haar slaapproblematiek en bij de urenbeperking is rekening gehouden met de recuperatietijd van eiseres en de door haar gevolgde therapie.
Eiseres heeft in beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd noch (nieuwe) medische gegevens verstrekt die aanleiding geven te twijfelen aan het voorgaande. Wat eiseres in de aanvullende gronden aanvoert is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep meegenomen. Eiseres heeft niet expliciet aangegeven op welke punten het dagverhaal onjuist of onvolledig zou zijn.
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De grond dat de geduide functies niet passend zijn slaagt dus evenmin. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 3 december 2020 voldoende inzichtelijk per functie toegelicht dat en waarom de geduide functies passend zijn voor eiseres. Hierbij heeft de arbeidsdeskundige zich gebaseerd op de nieuwe FML, het Claimbeoordelings- en borgingsysteem (CBBS) en de Resultaat functiebeoordeling. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft bovendien op 30 november 2020 overlegd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep over de signaleringen die bij enkele beperkingen zijn aangegeven en de arbeidsdeskundige heeft in de rapportage van 3 december 2020 met een uitvoerig gemotiveerde toelichting per geduide functie aangegeven dat de geduide functies onverkort geschikt zijn zodat er geen aanpassing nodig was.
5.3.
Op grond van het bovenstaande levert een vergelijking van het inkomen dat eiseres in de geduide functies zou kunnen verdienen met het maatmaninkomen van eiseres een verdiencapaciteit op van meer dan 65%. Verweerder heeft dan ook terecht bepaald dat eiseres vanaf 15 april 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 3 november 2021.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te tekenen.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.