Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 24 mei 2019, met producties 1 t/m 11;
- het herstelexploot van 4 juni 2019;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 t/m 5;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte overlegging producties en akte
- productie 6 van [persoon B] ;
- de spreekaantekeningen van mr. Praamstra van 12 september 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 september 2019 met daarin vastgelegd het
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 12 oktober 2020;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 1 maart 2021;
- de conclusie na enquête van [persoon B] ;
- de akte verzoek vermeerdering eis van [persoon A] , met productie 19;
- het B-formulier van 16 juni 2021 van [persoon B] met de verklaring van [persoon C] ;
- de spreekaantekeningen van mr. Praamstra van 1 juli 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling via Skype van 1 juli 2021.
2..De feiten
Zijn er in 2017 geen sociale lasten of is dit allemaal in 1 totaal post Bruto lonen opgenomen? Zo ja, hoeveel bedragen de sociale lasten en hoeveel bedragen de netto lonen” beantwoord met de mededeling: “
Totale loonkomsten t/m juli waren 39.934,52 de netto lonen bedroegen € 28.686,93”
14..Governing Law and Fees:
.
Vervolgens is de winstgevendheid lager als opgegeven, zeer waarschijnlijk komt dit door hogere loonkosten. Er wordt nu uitgezocht hoe groot het verschil is.
3..Het geschil
conventie
4..De beoordeling
€ 125.000,00. Zij heeft hierover tijdig geklaagd. Zij is daarom de laatste € 25.000,00 niet verschuldigd.
€ 25.000,00 en om de vraag onder welke omstandigheden de betaling hiervan opgeschort mag worden.
undisclosed debts, liabilities, contracts or abnormalities. Verwezen wordt naar het hiervoor geciteerde onder 2.7.
undisclosed debts, liabilitiesof
contracts,zodat de rechtbank ervan uitgaat dat volgens [persoon B] sprake is van
abnormalitiesin de zin van artikel 4 lid d genoemde.
closing,waarmee kennelijk bedoeld is de overdracht van de onderneming, betaald had moeten worden door [persoon B] en dat [persoon B] dit niet heeft gedaan. Tussen partijen is niet in geschil dat [persoon B] binnen de genoemde termijn van twee weken niet kenbaar heeft gemaakt dat zij gebruik wilde maken van haar recht op opschorting vanwege het zich voordoen van een
abnormality, onder vermelding van de betreffende
abnormality. Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van de koopovereenkomst, althans van de leden c en d van artikel 4 en hun onderlinge verband, met zich mee dat [persoon B] de
abnormalitywaarop zij een beroep had willen doen, binnen diezelfde termijn van twee weken had moeten melden aan [persoon A] om recht te hebben op opschorting van de restant betaling van € 25.000,00. Dat betekent dat [persoon B] na ommekomst van die termijn van twee weken dat recht had verloren en de restant betaling verschuldigd was.
een aantal punten (…)”.En pas bij brief van 27 december 2018 (2.14) heeft de advocaat van [persoon B] geschreven dat het recht op opschorting werd ingeroepen. Wat er ook zij van de inhoud van deze e-mail en brief namens [persoon B] en van de beoordeling van de vraag of de meldingen daarin aangemerkt zouden kunnen worden als
abnormalities, vast staat dat deze meldingen zijn gedaan
nade termijn van twee weken. Het bedrag van € 25.000,00 was toen reeds verschuldigd.
€ 25.000,00. [persoon B] voert als verweer dat op basis van de koopovereenkomst niet de volledige advocaatkosten gevorderd kunnen worden en dat deze bovenmatig zijn en niet onderbouwd. Hij stelt dat met artikel 14 de buitengerechtelijke kosten bedoeld zijn en dat er, hoe dan ook, niet een regeling is overeengekomen waarbij [persoon A] betaling door [persoon B] van alle advocaatkosten kan vorderen.
the prevailing party shall be entitled to recover from the other party attorney fees and costs.”Voor toewijzing van meer of andere kosten dan waarin de wettelijke proceskostenregeling voorziet is dan ook geen plaats. [persoon B] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, waarbij de rechtbank enkel advocaatkosten rekent voor het eerste deel van de procedure, te weten voor het uitbrengen van de dagvaarding en het bijwonen van de comparitie op 12 september 2019. De proceshandelingen na deze comparitie zien voornamelijk op de vordering in reconventie.
1.442,00(2 punten × tarief III ad € 721,00 per punt