Op 18 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven inzake een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt met een psychogeriatrische aandoening, specifiek gevorderde dementie. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het CIZ en betreft een cliënt die op hoge leeftijd verkeert en wiens thuissituatie onhoudbaar is geworden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat was om zich te laten horen tijdens de mondelinge behandeling, die op dezelfde dag plaatsvond. De advocaat van de cliënt, mr. C.E. Willemsen, was aanwezig, evenals een arts van het Albert Schweitzer Ziekenhuis en familieleden van de cliënt.
De rechtbank heeft op basis van de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling geconcludeerd dat de cliënt lijdt aan gevorderde dementie, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder het risico op lichamelijk letsel en verwaarlozing. De situatie is zo ernstig dat de cliënt niet meer veilig thuis kan verblijven, vooral gezien de achteruitgang in haar gezondheid en de overbelasting van de mantelzorgers. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen en dat de opname en verblijf noodzakelijk zijn.
De rechtbank heeft daarom besloten om de machtiging tot opname en verblijf voor de duur van zes maanden te verlenen, tot en met 18 april 2022. Deze beslissing is mondeling gegeven door rechter mr. J.J. Klomp en schriftelijk uitgewerkt op 22 oktober 2021. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.