ECLI:NL:RBROT:2021:10562

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
C/10/627080 / FA RK 21-7756
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel op basis van WvGGZ

Op 18 oktober 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op verzoek van de officier van justitie. De officier had verzocht om de voortzetting van de op 14 oktober 2021 opgelegde crisismaatregel, omdat betrokkene bij aanvang van de opname een psychotisch toestandsbeeld vertoonde, vermoedelijk door middelengebruik. Betrokkene, die sinds een week in Nederland was, had risicovol gedrag vertoond en vertoonde nog steeds een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 oktober 2021 was betrokkene aanwezig met zijn advocaat, mr. L.M. Deiman, en een arts van Antes. Aangezien betrokkene de Nederlandse taal niet machtig was, werd er een tolk in de Litouwse taal ingeschakeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij betrokkene nog steeds sprake was van een psychotisch toestandsbeeld, maar dat hij geen verzet toonde tegen een vrijwillig verblijf in de kliniek. Betrokkene gaf aan dat hij angstig was en bereid was om medicatie in te nemen indien de arts dat nodig achtte. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment onvoldoende grond was om verplichte zorg toe te wijzen en heeft het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter mr. J.J. Klomp en schriftelijk uitgewerkt op 22 oktober 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/627080 / FA RK 21-7756
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 18 oktober 2021 betreffende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene], Letland,
hierna: betrokkene,
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende te [verblijfplaats betrokkene],
advocaat mr. L.M. Deiman te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 oktober 2021, heeft de officier verzocht om voortzetting van de op 14 oktober 2021 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 14 oktober 2021;
  • de medische verklaring opgesteld door [naam 1], psychiater, van 14 oktober 2021;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2021. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam 2], arts, verbonden aan Antes.
Aangezien betrokkene de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de taal Litouws, heeft de rechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam 3], tolk in de Litouwse taal.
1.3.
De officier is niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

Bij aanvang van de opname was er bij betrokkene sprake van psychotisch toestandsbeeld, vermoedelijk middelen geïnduceerd. Betrokkene is sinds een week in Nederland en heeft bizar, risicovol gedrag vertoond op de snelweg. Tijdens de mondelinge behandeling verklaart de arts dat communicatie met betrokkene (in het Engels) mogelijk is. Er is nog sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld. Een langere opname acht de arts nog wel nodig, maar er is geen sprake van verzet. De arts heeft er voldoende vertrouwen in dat betrokkene op vrijwillige basis in de kliniek zal verblijven. Betrokkene verklaart dat hij nog drie weken in de kliniek wil blijven omdat hij buiten nog angstig is en verklaart – plechtig – dat hij de medicatie in zal nemen als de arts dat nodig vindt.
Gelet op het voorgaande bestaat er op dit moment onvoldoende grond om verplichte zorg toe te kunnen wijzen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

3..Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 18 oktober 2021 mondeling gegeven door mr. J.J. Klomp, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier, en op 22 oktober 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.