Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[naam verzoeker 2]
1..De procedure
- verzoekers;
- mevrouw [persoon A] , werkzaam bij de Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening).
Rechtbank Rotterdam
Op 2 september 2021 hebben verzoekers een verzoek ingediend bij de Rechtbank Rotterdam om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met een door hen aangeboden schuldregeling. De gemeente Rotterdam weigerde echter mee te werken aan deze regeling, wat leidde tot een rechtszaak. Tijdens de zitting op 11 oktober 2021 was de gemeente Rotterdam niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De verzoekers hadden een schuldregeling aangeboden die voorzag in een betaling van 11,09% aan de preferente schuldeisers en 5,55% aan de concurrente schuldeisers, gebaseerd op hun afloscapaciteit en de NVVK-norm. De gemeente Rotterdam had vijf preferente vorderingen en voerde aan dat zij niet kon instemmen met de regeling omdat de vorderingen niet te goeder trouw waren ontstaan en dat artikel 60c van de Participatiewet van toepassing was.
De rechtbank heeft de belangen van de gemeente Rotterdam afgewogen tegen die van de verzoekers en de andere schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Rotterdam in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, gezien de omstandigheden van de verzoekers, waaronder de gezondheid van verzoeker en de zorg die verzoekster verleent. De rechtbank concludeerde dat het aangeboden voorstel het maximaal haalbare was en dat de belangen van de verzoekers zwaarder wogen dan die van de gemeente Rotterdam. Daarom werd het verzoek om de gemeente Rotterdam te bevelen in te stemmen met de schuldregeling toegewezen, en werd de gemeente Rotterdam veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil werden begroot. De rechtbank verklaarde dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming van de schuldeisers en wees het subsidiaire verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling af.