ECLI:NL:RBROT:2021:10591

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
C/10/626160 / JE RK 21-2576
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 18 oktober 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [naam kind], geboren in 2005. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond gemachtigd om [naam kind] in een gesloten accommodatie te plaatsen. Dit verzoek is gedaan vanwege ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [naam kind] ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] eerder in een open groep verbleef, maar na een aantal incidenten, waaronder vechtpartijen en alcoholgebruik, opnieuw in gesloten jeugdhulp moest worden geplaatst. De kinderrechter heeft de noodzaak van de gesloten jeugdhulp onderbouwd met de bevindingen van de gedragswetenschapper en de risico's die [naam kind] loopt in een open setting. De kinderrechter heeft de machtiging tot gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de GI verzocht om voor 31 december 2021 een rapportage in te dienen over de voortgang van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/626160 / JE RK 21-2576
datum uitspraak: 18 oktober 2021

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] ,

geboren op [geboortedatum kind] 2005 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader,

zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoek met bijlagen van de GI van 28 september 2021, ingekomen bij de griffie op
28 september 2021;
- de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper van
5 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 5 oktober 2021.
Op 18 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [naam kind] , die ook apart is gesproken, bijgestaan door mr. A.G.M. Haase,
- de moeder,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam 1] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Bulgaarse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van
[naam 2] , tolk in de Bulgaarse taal.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de vader.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] verblijft bij Horizon te Harreveld.
Bij beschikking van 25 maart 2021 de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
8 april 2022 en is een machtiging om [naam kind] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend met ingang van 8 april 2021 tot 8 juli 2021.
Bij beschikking van 2 juli 2021 is ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/619861 / JE RK 21-1548 een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 2 juli 2021 tot
8 april 2022 en is ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/619860 /JE RK
21-1517 de voorwaardelijke machtiging om [naam kind] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verlengd tot 8 oktober 2021, onder de voorwaarden zoals die aan [naam kind] in deze beschikking zijn gesteld.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft een machtiging verzocht om [naam kind] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
[naam kind] heeft een langere periode laten zien dat het goed met hem gaat. Daarom is hij in juli 2021 op een open groep geplaatst. Vervolgens is [naam kind] betrokken geraakt bij een aantal incidenten. Het is [naam kind] niet gelukt om zich te houden aan de voorwaarden die aan hem zijn opgelegd bij de voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Zo wordt hij verdacht van een poging doodslag en is hij betrokken geraakt bij vechtpartijen op de groep. Ook is [naam kind] onder invloed van alcohol op de groep teruggekeerd. Daarom is [naam kind] op 28 augustus 2021 opnieuw binnen de gesloten jeugdhulp geplaatst.
[naam kind] heeft voor de verzochte periode de strakke kaders nodig, die hij binnen de gesloten jeugdhulp krijgt. Hij moet leren om de juiste keuzes te maken wanneer hij onder spanning komt te staan. Het is van belang dat gedegen onderzoek wordt gedaan naar de vraag of [naam kind] voldoende vaardigheden heeft om op een open groep te kunnen worden geplaatst. De komende periode zal het toekomstperspectief van [naam kind] worden onderzocht. Daarbij zal rekening worden gehouden met de wens van [naam kind] van een kamertraining in de buurt van Doetinchem of (in tweede instantie) Capelle aan den IJssel.

Het standpunt van de belanghebbenden

Namens en door de minderjarige [naam kind] is ter zitting verzocht om de duur van de machtiging gesloten jeugdhulp te beperken tot twee maanden. Ter onderbouwing hiervan heeft zijn advocaat het volgende aangevoerd.
Er is geen bewijs voor de betrokkenheid van [naam kind] bij een poging doodslag. Hij is immers drie dagen na zijn aanhouding weer vrijgekomen. Ook is het de vraag wat de noodzaak is van een plaatsing van [naam kind] binnen de gesloten jeugdhulp. De GI heeft het verzoek onvoldoende onderbouwd. Er is geen sprake van concrete zorgen. Bovendien heeft de GI onvoldoende gedaan om [naam kind] hulp te bieden.
De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij het niet eens is met het verzoek van de GI en heeft het volgende aangevoerd. Een plaatsing binnen de gesloten jeugdhulp is van negatieve invloed op de psychische gesteldheid van [naam kind] . Als [naam kind] gesloten geplaatst blijft tot april 2022 dan kan de GI hem naar een psychische inrichting sturen. De moeder wil dat [naam kind] in Rotterdam of in Capelle ad IJssel wordt geplaatst zodat zij hem kan bezoeken. Zij is teleurgesteld in de jeugdbescherming, omdat zij geen vooruitgang bij [naam kind] ziet.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] een prille positieve ontwikkeling heeft laten zien. Daarom is hij in het kader van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp begin juli 2021 op een open groep geplaatst. Vervolgens is [naam kind] kort na deze plaatsing onder invloed van alcohol teruggekeerd naar de groep. Ook is hij betrokken geraakt bij een tweetal vechtpartijen. Eind augustus 2021 is [naam kind] vanwege de verdenking van zijn betrokkenheid bij een vechtpartij in Lichtenvoorde door de politie aangehouden. Door deze incidenten kan de veiligheid van [naam kind] en de veiligheid van anderen op een open groep niet meer worden gewaarborgd. [naam kind] is om deze incidenten in september 2021 opnieuw binnen de gesloten jeugdhulp op de groep Einder 2 geplaatst.
[naam kind] is een emotioneel beschadigde jongen met een fors belast verleden. Hij heeft een beperkte impulsbeheersing en lage frustratietolerantie. [naam kind] is (nog) niet in voldoende staat om zijn emoties te reguleren en de gevolgen van zijn gedrag te overzien. De kans op een terugval in zijn gedragsproblemen is groot. Bovendien is de behandeling in een open setting voor [naam kind] naar aanleiding van de incidenten in de afgelopen periode onvoldoende geweest om de veiligheid te kunnen garanderen en tot behandeling te komen. [naam kind] kan (nog) niet omgaan met meer vrijheid. Het is dan ook van belang dat [naam kind] hierin wordt beschermd tegen zichzelf en dat hij leert om op een gepaste wijze te handelen in situaties waarin hij zich onveilig voelt of de controle dreigt te verliezen. [naam kind] moet leren om op een acceptabele wijze om te gaan met spanning en die spanning te reguleren. Met de gedragswetenschapper is de kinderrechter gelet op dit alles van oordeel dat [naam kind] eerst (nog) meer vaardigheden moet leren en zich eigen moet maken voordat opnieuw een terugplaatsing naar een open groep kan plaatsvinden. Vanwege de complexe problematiek is [naam kind] nu nog gebaat bij de veiligheid van de gesloten kaders om zich verder te kunnen ontwikkelen en zijn veiligheid te waarborgen.
Nu de door de GI verzochte periode van een jaar voor [naam kind] niet goed is te overzien en hem mogelijk kan demotiveren, ziet de kinderrechter aanleiding om de duur van deze machtiging te beperken tot drie maanden en het verzoek voor het overige pro forma aan te houden tot 1 januari 2022. Het is van belang om [naam kind] enig perspectief te bieden op een mogelijke verandering. Door deze machtiging voor beperkte duur af te geven, geeft de kinderrechter [naam kind] mee dat hij zelf een belangrijke rol speelt in een zo kort mogelijk verder verblijf in de gesloten setting. Alvorens opnieuw kan worden geprobeerd om [naam kind] naar een open kader over te plaatsen, zal hij (weer) moeten laten zien dat hij het geleerde in de praktijk kan brengen en kan vasthouden. Een overgang naar een open plek zal stapsgewijs moeten plaatsvinden.
De GI wordt uiterlijk op 31 december 2021 verzocht om de kinderrechter in een briefrapportage - met afschrift aan de belanghebbenden, [naam kind] en zijn advocaat - gemotiveerd te berichten of het resterende deel van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd. Indien het resterende deel van het verzoek wordt gehandhaafd, dient de GI een nieuwe verklaring van de gedragswetenschapper te overleggen, eveneens met afschrift aan de belanghebbenden, [naam kind] en zijn advocaat.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [naam kind] met ingang van 18 oktober 2021 tot 18 januari 2022;
houdt de behandeling voor het overige aan.

En alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 januari 2022 pro forma.
Bepaalt dat de GI, de belanghebbenden, [naam kind] en zijn advocaat op de genoemde pro forma-datum niet ter zitting behoeven te verschijnen.
Verzoekt de GI uiterlijk op 31 december 2021 de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen en indien het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd, een nieuwe verklaring van de gedragswetenschapper, met afschrift aan de belanghebbenden, [naam kind] en zijn advocaat.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2021 door mr. A. Verweij, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 oktober 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.