ECLI:NL:RBROT:2021:10604
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de Ziektewetuitkering na Eerstejaars Ziektewetbeoordeling en de geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. I.J. van Meggelen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door A. Cuman-Resic. De zaak betreft de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van de verweerder om de Ziektewetuitkering van de eiser per 27 juli 2020 stop te zetten. Eiser had eerder een Ziektewetuitkering ontvangen vanwege een burn-out en had zich opnieuw ziekgemeld met psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts in eerdere rapportages had geconcludeerd dat de belastbaarheid van eiser niet was gewijzigd en dat hij in staat was om de eerder geduide functies te verrichten. Eiser betwistte deze conclusies en voerde aan dat zijn beperkingen niet correct waren beoordeeld en dat hij meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de FML en de daarop gebaseerde functies het uitgangspunt vormden in deze procedure en dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat eiser niet in staat was om de geduide functies te verrichten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat verweerder terecht had geoordeeld dat eiser in staat was tot het verrichten van zijn arbeid.