ECLI:NL:RBROT:2021:10641

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
C/10/624522 / JE RK 21-2320 en C/10/626823 / JE RK 21-2686
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen in een complexe gezinssituatie met zorgen over de ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld op 22 oktober 2020 en zou eindigen op 21 oktober 2021. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen en de opvoedcapaciteiten van de moeder, die kampt met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De vader heeft een zelfstandig verzoek ingediend om de kinderen tijdelijk bij hem te plaatsen, maar dit verzoek is door de kinderrechter afgewezen, omdat de vader niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn verzoeken. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 21 oktober 2022 en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 26 oktober 2021.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/624522 / JE RK 21-2320 en C/10/626823 / JE RK 21-2686
datum uitspraak: 13 oktober 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en niet-ontvankelijkverklaring

in de zaken van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
en

[naam vader] , hierna te noemen de vader,

domicilie kiezende ten kantore van mr. T.C. Cooman,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2015 te [geboorteplaats kind 1] ,

hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2016 te [geboorteplaats kind 2] ,
hierna te noemen [naam kind 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 18 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op
26 augustus 2021;
- een brief met bijlagen van mr. T.C. Cooman van 11 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 12 oktober 2021.
Op 13 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- mr. S. Deliran, advocaat van de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. T.C. Cooman,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 22 oktober 2020 zijn [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld met ingang van 22 oktober 2020 tot 21 oktober 2021.

Het verzoek en het standpunt van de GI

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van één jaar. Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/624522 / JE RK 21-2320.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
De moeder heeft een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daardoor wordt zij getriggerd door alles wat de vader doet. Er spelen meerdere factoren bij de moeder. Dit alles is van invloed op de ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2]. Thuis Team Jeugd (TTJ) is bij de moeder ingezet om opvoedondersteuning te bieden. Vanwege de beperkte draagkracht van de moeder als gevolg van haar persoonlijke problematiek is de hulp echter beperkt tot praktische ondersteuning. De moeder heeft een intake bij GGZ Hulp gehad zodat zij eerst kan verwerken wat zij heeft meegemaakt. Ook is het de bedoeling om haar draagkracht te vergroten. Vervolgens zal TTJ opvoedondersteuning inzetten.
Het afgelopen jaar is gewerkt aan contactherstel tussen [naam kind 1], [naam kind 2] en de vader. De omgangsregeling is van een keer in de drie weken onlangs uitgebreid naar een keer in de twee weken. Voor de helft van de tijd vindt de omgang nog onder begeleiding plaats.
Het komend jaar is het in het kader van de ondertoezichtstelling belangrijk dat de ingezette lijn wordt voortgezet en dat bezien wordt op welke wijze de omgang verder vorm gegeven kan worden. Vanwege de strijd tussen de ouders is een overdracht naar het vrijwillig kader niet mogelijk. De verwachting is dan dat de omgang gestopt zal worden.
Het standpunt van de GI ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de vader
Het verzoek van de vader om [naam kind 1] en [naam kind 2] uit huis bij hem te plaatsen heeft de GI verbaasd. Het is van belang om meer zicht te krijgen hoe het met [naam kind 1] en [naam kind 2] thuis bij de moeder gaat. Het is niet in hun belang om [naam kind 1] en [naam kind 2] uit hun vertrouwde omgeving te halen. Bovendien is er geen grond om hen ten aanzien van de moeder uit huis te plaatsen. De verantwoordelijkheid voor [naam kind 1] en [naam kind 2] moet bij de GI blijven liggen zodat de GI kan beoordelen of een uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Het standpunt van de vader ten aanzien van het verzoek van de GI
Namens de vader heeft zijn advocaat ter zitting verzocht om de duur van de ondertoezichtstelling te beperken tot zes maanden om een toetsmoment te creëren zodat duidelijk wordt wat dan de stand van zaken is. De vader heeft er geen vertrouwen in dat de moeder daadwerkelijk hulpverlening voor zichzelf aan zal gaan. Zij geeft immers telkens aan dat zij het niet aankan.

Het zelfstandig verzoek en het standpunt van de vader

De vader heeft op grond van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde zorgregeling op grond van gewijzigde omstandigheden, de kinderen tijdelijk uit huis te plaatsen en te bepalen dat zij voor de duur van de ondertoezichtstelling fulltime bij vader zullen verblijven, dan wel om de week, dan wel in een periode c.q. op wekelijkse dagen die de rechtbank in het belang van de kinderen acht. Dit verzoek is geregistreerd onder het zaaknummer C/10/626823 / JE RK 21-2686.
Namens en door de vader is ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er wordt niet verzocht om een machtiging uithuisplaatsing. Verzocht wordt om de komende periode toe te werken naar een tijdelijke wijziging van het hoofdverblijf van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de vader om de moeder te ontlasten en om een uitgebreidere omgangsregeling te bepalen. De beperkte omgangsmomenten zijn voor de vader onvoldoende om adequaat op het gedrag van [naam kind 1] te kunnen reageren. Het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is belangrijker dan de gesteldheid van de moeder. Een veilige omgeving voor [naam kind 1] en [naam kind 2] is bovendien belangrijker dan een vertrouwde omgeving voor hen. Daarom wil de vader helpen om de moeder te ontlasten door gedeeltelijk de zorg voor [naam kind 1] en [naam kind 2] over te nemen zodat zij aan zichzelf kan werken. De vader staat daarbij open voor hulpverlening.
In aanvulling op het betoog van zijn advocaat heeft de vader desgevraagd het volgende verklaard.
Hij woont in Uithoorn en heeft naast een uitkering flexibel werk, maar staat er ook voor open om tijdelijk een woning te huren in de buurt van [naam kind 1] en [naam kind 2] .
Ook heeft de vader aandacht gevraagd voor de te beperkte omgangsregeling met [naam kind 1] en [naam kind 2] en dat hij zich met name zorgen maakt over de gedragsproblemen van [naam kind 1] .
De vader is het er niet mee eens dat [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de grootouders moederszijde worden opgevangen als de moeder voor de duur van één week bij de GGZ wordt opgenomen, zoals door haar advocaat ter zitting naar voren is gebracht. De grootmoeder is niet geschikt om [naam kind 1] en [naam kind 2] op te voeden. Ook is de vader het er niet mee eens dat hij niet wordt meegenomen in beslissingen over [naam kind 1] en [naam kind 2] . Hij heeft immers ook het gezag over hen.

Het standpunt van de belanghebbende ten aanzien van de verzoeken

Ten aanzien van het zelfstandig verzoek van de vader
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting aangevoerd dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoek om [naam kind 1] en [naam kind 2] uit huis te plaatsen. De GI en het Openbaar Ministerie kunnen immers uitsluitend een dergelijk verzoek doen en in ernstige gevallen kan de kinderrechter ambtshalve een machtiging uithuisplaatsing verlenen. Een wettelijke grondslag voor het verzoek van de vader ontbreekt dan ook. Het is bovendien in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven. Daar komt bij dat de advocaat vanwege het late indienen van het verzoek op 12 oktober 2021 dit verzoek niet met de moeder heeft kunnen bespreken en zij ook geen verweerschrift heeft kunnen indienen.
Ten aanzien van het verzoek van de GI
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting aangevoerd dat zij het eens is met verlenging van de ondertoezichtstelling voor de door de GI verzochte duur om verder te werken aan de opbouw van de omgangsregeling tussen [naam kind 1] , [naam kind 2] en de vader en zodat de moeder aan zichzelf kan werken. Daarbij heeft de GGZ geadviseerd om de moeder een week op te nemen. De moeder heeft voor [naam kind 1] en [naam kind 2] opvang bij de grootouders moederszijde geregeld.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek van de vader
Voor zover de advocaat heeft bedoeld om wijziging van de omgangsregeling te verzoeken op grond van artikel 1:377e BW en het verzoek om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen op grond van artikel 1:253a BW, dienen dergelijke verzoeken bij team familie binnen de rechtbank te worden behandeld. Ook is namens de vader verzocht om [naam kind 1] en [naam kind 2] tijdelijk uit huis te plaatsen en bij de vader te plaatsen. Op grond van artikel 1:265b lid 1 en 2 BW kan een machtiging uithuisplaatsing echter slechts worden verleend op verzoek van de GI, de raad voor de kinderbescherming of op verzoek van het openbaar ministerie. Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter dan ook van oordeel dat de vader niet-ontvankelijk is in zijn verzoeken.
Ten aanzien van het verzoek van de GI
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Er zijn zorgen over het gedrag van [naam kind 1] . Hij heeft thuis en op school fysiek agressief gedrag laten zien. [naam kind 1] lijkt moeite te hebben met zijn emotieregulatie, heeft moeite met prikkels en harde geluiden en heeft behoefte aan structuur en duidelijkheid. [naam kind 2] kopieert soms het negatieve gedrag van [naam kind 1] .
Vanwege de zorgen is het van belang dat de moeder door middel van opvoedingsondersteuning zal leren op welke wijze zij het beste bij [naam kind 1] kan aansluiten en hem kan ondersteunen. Momenteel heeft de moeder echter nog onvoldoende draagkracht om opvoedondersteuning vanuit TJJ te ontvangen. Ook is de moeder nog niet behandeld voor haar persoonlijke problematiek, zoals mondeling door de GI ter zitting is toegelicht. Daar komt bij dat het de ouders vanwege hun voortdurende strijd nog niet zelfstandig is gelukt om ervoor te zorgen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] onbelaste omgang met hun beide ouders hebben. Daarom begeleid de GI nog steeds gedeeltelijk de omgangsmomenten tussen [naam kind 1] , [naam kind 2] en de vader.
Nu de ouders nog niet zelfstandig in staat zijn de bedreigde ontwikkeling van [naam kind 1] en [naam kind 2] af te wenden, blijft hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. Het is de komende periode van belang dat hulpverlening voor met name [naam kind 1] en de moeder daadwerkelijk van de grond zal komen en dat verder wordt gewerkt aan (uitbreiding) van de omgang tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] enerzijds en de vader anderzijds.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen. Onder de huidige omstandigheden kan niet worden verwacht dat de problematiek op korte termijn geheel zal zijn opgelost. Beperking in duur van de ondertoezichtstelling, zoals namens de vader is verzocht, is daarom niet aan de orde. Gelet hierop zal de kinderrechter dit verzoek namens de vader afwijzen en de ondertoezichtstelling voor de door de GI verzochte duur van twaalf maanden verlengen.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 21 oktober 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
verklaart de vader niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 oktober 2021
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.