ECLI:NL:RBROT:2021:10642

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
C/10/624463 / JE RK 21-2312
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de ontwikkeling en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 oktober 2021 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van drie minderjarige kinderen, [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden, met de specifieke opmerking dat de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] doorloopt tot aan haar meerderjarigheid. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen, die worden beïnvloed door de verstoorde relatie tussen de ouders. De ouders zijn sinds 2008 gescheiden en de communicatie tussen hen verloopt zeer slecht, wat leidt tot spanningen die de ontwikkeling van de kinderen bedreigen. De kinderen hebben aangegeven dat zij negatief beïnvloed worden door de conflicten tussen hun ouders, wat resulteert in een loyaliteitsconflict voor [naam kind 1]. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat vrijwillige hulpverlening niet toereikend is en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/624463 / JE RK 21-2312
datum uitspraak: 13 oktober 2021

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1] ,

geboren op [geboortedatum kind 1] 2004 te [geboorteplaats kind 1] , hierna te noemen [naam kind 1] ,
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum kind 2] 2007 te [geboorteplaats kind 2] , hierna te noemen [naam kind 2] ,
[naam kind 3],
geboren op [geboortedatum kind 3] 2008 te [geboorteplaats kind 3] , hierna te noemen [naam kind 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,

[nam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam stiefvader] ,

hierna te noemen de stiefvader, wonende te [woonplaats stiefvader] ,

[naam stiefmoeder] ,

hierna te noemen de stiefmoeder, wonende te [woonplaats stiefmoeder] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 25 augustus 2021, ingekomen bij de griffie op 25 augustus 2021.
Op 13 oktober 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader,
- de stiefmoeder,
- de stiefvader,
- een vertegenwoordigster van de Raad, te weten [naam 1] ,
- een tweetal vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, hierna de GI, te weten [naam 2] en [naam 3] .
De minderjarige [naam kind 1] heeft haar mening schriftelijk kenbaar gemaakt.
De minderjarige [naam kind 2] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
De minderjarige [naam kind 3] is gesproken.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[naam kind 1] woont bij de moeder.
[naam kind 2] en [naam kind 3] wonen de ene week bij de moeder en de stiefvader en de andere week bij de vader en de stiefmoeder.

Het verzoek en het standpunt van de Raad

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1], [naam kind 2] en [naam kind 3] verzocht voor de duur van twaalf maanden; ten aanzien van [naam kind 1] heeft de Raad kennelijk bedoeld haar ondertoezichtstelling te verzoeken tot aan haar meerderjarigheid.
De Raad heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Er zijn grote zorgen over de sociaal- emotionele ontwikkeling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . De wijze waarop de ouders zich tot elkaar verhouden zorgt voor een bedreigde ontwikkeling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . [naam kind 1] heeft aangegeven dat zij haar vader niet meer wil zien en ziet haar vader ook niet meer. Het is algemeen bekend dat dit voor haar identiteitsontwikkeling in de toekomst schadelijk zal zijn. Ook de reactie van [naam kind 1] naar aanleiding van het rapport van de Raad is zorgelijk. Daar komt bij dat [naam kind 2] en [naam kind 3] hebben aangegeven dat de ouders zich negatief over elkaar uitlaten. [naam kind 2] heeft bij de Raad aangegeven dat hij daar verdrietig en boos van wordt. [naam kind 1] lijkt uit zelfbescherming en loyaliteit haar vader af te wijzen. Het is belangrijk dat dit niet bij [naam kind 2] en [naam kind 3] ook zal gebeuren. De ouders moeten met elkaar aan de slag om als ouders van hun kinderen ervoor te zorgen dat de ontwikkelingsbedreiging bij hen wordt weggenomen. Dat de moeder ter zitting heeft aangegeven dat zij heeft gekozen voor parallel ouderschap is begrijpelijk, maar maakt het oplossen van de problemen door de ouders moeilijk. De ouders kunnen de complexe problematiek niet met hulpverlening in het vrijwillig kader oplossen. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging bij [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] weg te nemen.

Het standpunt van de GI en de belanghebbenden

De GI heeft ter zitting het verzoek van de Raad en hetgeen door de Raad ter zitting is aangevoerd ondersteund en meegedeeld dat de situatie zo rustig mogelijk gemaakt moet worden in het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] en dat het vrijwillig kader niet toereikend is.
De moeder heeft ter zitting het volgende verklaard. Zij is het niet eens met het verzoek van de Raad. Een ondertoezichtstelling is niet nodig. Vanwege haar ervaringen met een ondertoezichtstelling gelooft de moeder niet in deze maatregel. De moeder staat achter de keuze van [naam kind 1] . Jarenlang is er veel gebeurd. [naam kind 1] heeft met veel verdriet, angst en pijn geleefd vanwege de situatie met haar vader. Voor [naam kind 2] en [naam kind 3] wil de moeder een traject solo parallel ouderschap gaan volgen, omdat zij hulp willen.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het eens is met het verzoek van de Raad en heeft naar aanleiding van de uitspraken van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] de indruk dat zij worden gemanipuleerd en daarom hulpverlening nodig is.
De stiefmoeder heeft ter zitting verklaard dat zij het eens is met een ondertoezichtstelling nu de situatie met hulpverlening in een vrijwillig kader niet zal verbeteren.
De stiefvader heeft ter zitting het volgende verklaard. Een ondertoezichtstelling is een zwaar middel en zal de problemen niet oplossen. Er is geen sprake van manipulatie. [naam kind 1] heeft aan de stiefvader verteld dat haar vader aan haar in de afgelopen jaren uitspraken heeft gedaan, zoals dat hij haar moeder kapot gaat maken en dat de moeder het leven van de vader heeft verziekt. [naam kind 1] moest altijd op haar tenen lopen en heeft alle frustraties van de vader over de moeder over zich heen gekregen. Daarom heeft [naam kind 1] er zelf voor gekozen om geen contact meer te hebben met haar vader. De stiefvader heeft voorzichtig aangegeven bij [naam kind 1] om het weer met haar vader te proberen, maar hij kan haar niet dwingen. Het is wel belangrijk dat de ouders hun wrok loslaten, respectvol over elkaar gaan praten en dat de ouders en hun partners er voor [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] zijn en dat zij ervoor zorgen dat de problemen door middel van hulpverlening worden opgelost. Zoals het nu gaat, krijgt [naam kind 1] niet de psychische hulp die zij nodig heeft. De stiefvader kan zich niet vinden in hetgeen door [naam 2] namens de GI tijdens het onderzoek door de Raad naar voren is gebracht.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Al jarenlang worden zij belast met de problemen die voortkomen uit de verstoorde en spanningsvolle wijze waarop de ouders met elkaar omgaan. In 2008 zijn de ouders officieel gescheiden. Er is sprake van co-ouderschap waarbij [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] om de week bij de moeder en de stiefvader en om de week bij de vader en de stiefmoeder wonen. De communicatie tussen de ouders verloopt zeer slecht. Zij koesteren wrok naar elkaar. Zij ervaren veel boosheid en frustratie. Er is sprake van een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders. Zij hebben geen vertrouwen meer in elkaar. De ouders stellen zich in hun standpunten volhardend op, waarbij zij elkaar het bestaan van de huidige situatie verwijten. Dit alles veroorzaakt spanningen en wederzijds onbegrip. Tot op heden lukt het de ouders onvoldoende om op constructieve en onbelaste wijze met elkaar in gesprek te gaan.
De zeer negatieve wijze van communiceren door de ouders is van negatieve invloed op [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] . [naam kind 1] zit klem tussen haar ouders. Er lijkt bij haar sprake te zijn van een loyaliteitsconflict. [naam kind 1] toont zich loyaal naar haar moeder en heeft ervoor gekozen om geen contact meer met haar vader te hebben. Sinds april 2021 woont [naam kind 1] bij de moeder. De band tussen [naam kind 1] en de vader lijkt volledig uit balans te zijn geraakt.
[naam kind 2] heeft bij de Raad aangegeven dat de ouders negatief over elkaar praten en dat hij hier verdrietig en geïrriteerd van raakt. [naam kind 3] heeft bij de Raad aangegeven dat zij regelmatig verdrietig wordt wanneer haar ouders zo negatief over elkaar praten. Gelet op al het voorgaande wordt de veiligheid en ontwikkeling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] in de opvoedingsomgeving bij de ouders onvoldoende gewaarborgd.
In het verleden is hulpverlening onvoldoende van de grond gekomen. Vanwege de complexe en langdurige problematiek is vrijwillige hulpverlening bovendien ontoereikend.
Nu de ouders nog niet in staat zijn om zelfstandig de ernstig bedreigde ontwikkeling van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] af te wenden, is vanwege de langdurige en complexe problematiek hulpverlening in het gedwongen kader noodzakelijk. De ouders zullen met hulpverlening binnen het gedwongen kader het belang van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] voorop moeten gaan stellen zodat zij op een onbelaste wijze met beide ouders omgang kunnen hebben.
Uit voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarom zal de kinderrechter [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht stellen, [naam kind 1] tot aan haar meerderjarigheid op [geboortedatum kind 1] 2022, [naam kind 2] en [naam kind 3] voor de duur van twaalf maanden.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, gevestigd te Rotterdam, met ingang van
13 oktober 2021, wat betreft [naam kind 1] tot [geboortedatum kind 1] 2022, wat betreft [naam kind 2] en [naam kind 3] tot
13 oktober 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2021 door mr. R.H. de Vries, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 oktober 2021
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.