ECLI:NL:RBROT:2021:10667

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
ROT 20/4871
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling van WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van de eiser. Eiser, die als technisch beheerder werkte, was op 28 september 2015 uitgevallen door lichamelijke klachten, waarna psychische klachten zijn ontstaan. Eiser ontving een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA-uitkering) en verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Verweerder heeft op 29 oktober 2019 vastgesteld dat eiser 56,62% arbeidsongeschikt was, wat door eiser werd betwist. Eiser stelde dat hij meer beperkt was dan verweerder had vastgesteld en dat de geduide functies niet passend waren.

De rechtbank heeft het procesverloop en de besluiten van verweerder beoordeeld. Eiser heeft zijn standpunten onderbouwd met medische stukken, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig en volledig onderzoek hebben gedaan. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht heeft vastgesteld dat de psychische en lichamelijke klachten van eiser bekend waren en dat hiermee rekening is gehouden bij het opstellen van de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om te concluderen dat hij meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/4871

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. O. Labordus,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder,
gemachtigde: mr. S. Roodenburg.

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser wordt aangepast naar 56,62.
Bij besluit van 6 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aanvullende gronden ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juli 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en verweerder de mogelijkheid gegeven om te reageren op eisers aanvullende beroepsgronden.
Bij aanvullend verweerschrift van 20 augustus 2021 heeft verweerder gereageerd op de aanvullende beroepsgronden.
Hierop heeft eiseres gereageerd bij schrijven van 7 oktober 2021.
Nadat partijen niet hebben aangegeven om op een nadere zitting te willen worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:57, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1.1.
Eiser is werkzaam geweest als technisch beheerder voor gemiddeld 40 uur per week en is voor dit werk uitgevallen op 28 september 2015. Aan eiser is een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) en aansluitend daarop een loonaanvullingsuitkering toegekend. Vanwege een verzoek tot herbeoordeling heeft een onderzoek door de verzekeringsarts plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat eiser werkzaamheden kan verrichten die voldoen aan de Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 16 oktober 2019, geldig per 26 juni 2019. Daarin zijn beperkingen aangegeven in de rubrieken 1. Persoonlijk functioneren en 4. Dynamische handelingen.
1.2.
De arbeidsdeskundige heeft met de FML een aantal passende functies geduid. Op basis van deze passende functies heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiser 56,62% arbeidsongeschikt is. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen.
2.1.
Tijdens de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat het onderzoek van de verzekeringsarts zorgvuldig en volledig is geweest en dat eisers beperkingen correct zijn opgenomen in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat eisers psychische klachten bekend zijn, dat hiervoor geen behandelingen worden gevolgd en dat er een psychiatrische expertise heeft plaatsgevonden. Voor eisers psychische beperkingen zijn beperkingen opgenomen in de FML.
2.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens toegelicht dat de eerder geduide functies nog steeds passend zijn en eisers belastbaarheid niet overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hiermee geconcludeerd dat eiser nog steeds 56,62% arbeidsongeschikt is.
3. Eiser voert aan dat hij meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld. Hij is uitgevallen met lichamelijke klachten waarna psychische klachten zijn ontstaan. Eiser is hiervoor behandeld zonder dat dit heeft geleid tot een wijziging in zijn medische situatie. De expertise, die heeft plaatsgevonden voor de primaire beoordeling, heeft kort geduurd. Eiser is momenteel onder behandeling bij Antes GGZ en ondergaat een onderzoek in het kader van een aanvraag voor de Wet Langdurige Zorg (Wlz). Op een verzoek tot herbeoordeling is nog niet gereageerd door verweerder. Er zou een urenbeperking moeten worden aangenomen alsmede beperkingen voor Persoonlijk en Sociaal functioneren. Ter onderbouwing van zijn standpunten heeft eiser een brief van de huisarts van 29 maart 2021 en van de psychiater van 29 juni 2021 ingediend.
Eiser betoogt verder dat hij de geduide functies niet kan verrichten.
4. Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
5.1.
De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser op 25 oktober 2019 56,62% arbeidsongeschikt is en of hij op die datum de passende functies kan verrichten.
5.2.
De grond dat eiser meer beperkt is dan verweerder heeft vastgesteld slaagt niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 6 juli 2020 gemotiveerd toegelicht dat eisers psychische en lichamelijke klachten bekend zijn bij verweerder en dat met deze klachten rekening is gehouden bij het opstellen van de FML. Uit de psychiatrische expertise is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep gebleken dat geen definitieve diagnose kon worden gesteld en dat eiser hierna twee maal is doorverwezen naar de crisisopname. Hier konden echter geen psychiatrische beperkingen worden gevonden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat de symptomen die eiser vertoont niet passen bij psychiatrische aandoeningen. De rechtbank merkt hierbij op dat het bij het vaststellen van eisers mogelijkheden en beperkingen niet gaat om de beleving van eisers klachten, maar om wat objectief (op medische wijze aan de hand van het medisch dossier) is vast te stellen. De op 13 juli 2021 ingebrachte medische stukken kunnen evenmin leiden tot het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld heeft gehad van zijn medische situatie op 25 oktober 2019. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de aanvullende rapportage van 19 augustus 2021 inzichtelijk gemotiveerd dat deze stukken geen nieuwe informatie geven over de psychische situatie van eiser op 25 oktober 2019, dat eiser toen niet in behandeling was en dat met eisers medische situatie voldoende rekening is gehouden bij het opstellen van de FML. Dat eiser een onderzoek ondergaat in het kader van een aanvraag voor de Wlz kan niet leiden tot een ander oordeel, omdat bij de Wlz andere voorwaarden gelden dan bij de WIA.
5.3.
Eiser geeft in zijn beroepschrift aan dat op een verzoek tot herbeoordeling niet is ingegaan door verweerder. De rechtbank overweegt dat verweerder inmiddels onderzoek heeft verricht en dat daaruit een beslissing is voortgekomen op 9 augustus 2021. Omdat dit beroep niet ziet op dit verzoek tot herbeoordeling en de daaruit voortgekomen beslissing kan de rechtbank hier verder niet inhoudelijk op ingaan. De rechtbank moet zich beperken tot het bestreden besluit, zijnde het besluit van 6 augustus 2020.
5.4.
De grond dat eiser de passende functies niet kan verrichten slaagt niet. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in de rapportage van 31 juli 2020 gemotiveerd uiteengezet dat bij het selecteren van de functies rekening is gehouden met eisers mogelijkheden en beperkingen die zijn opgenomen in de FML.
5.5.
Het loon dat eiser kan verdienen met de passende functies is 56,62% lager dan het loon dat hij zou verdienen als hij niet arbeidsongeschikt was geworden. Verweerder heeft daarmee dus terecht vastgesteld dat eiser meer dan 35%, maar minder dan 80% arbeidsongeschikt is.
6. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen gelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P. Vrolijk, rechter, in aanwezigheid van
mr. H. Sabanovic, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 8 november 2021.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.