ECLI:NL:RBROT:2021:10667
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en herbeoordeling van WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 8 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de vaststelling van het arbeidsongeschiktheidspercentage van de eiser. Eiser, die als technisch beheerder werkte, was op 28 september 2015 uitgevallen door lichamelijke klachten, waarna psychische klachten zijn ontstaan. Eiser ontving een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA-uitkering) en verzocht om herbeoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid. Verweerder heeft op 29 oktober 2019 vastgesteld dat eiser 56,62% arbeidsongeschikt was, wat door eiser werd betwist. Eiser stelde dat hij meer beperkt was dan verweerder had vastgesteld en dat de geduide functies niet passend waren.
De rechtbank heeft het procesverloop en de besluiten van verweerder beoordeeld. Eiser heeft zijn standpunten onderbouwd met medische stukken, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zorgvuldig en volledig onderzoek hebben gedaan. De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht heeft vastgesteld dat de psychische en lichamelijke klachten van eiser bekend waren en dat hiermee rekening is gehouden bij het opstellen van de Functionele mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank oordeelde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om te concluderen dat hij meer beperkt was dan vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.