ECLI:NL:RBROT:2021:10684

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
ROT 21/5294 en ROT 21/4802
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om maatwerkvoorziening voor inductiekookplaat op grond van de Wmo 2015

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 4 november 2021 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres, die een maatwerkvoorziening voor een inductiekookplaat heeft aangevraagd op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres, die lijdt aan een visuele beperking door een progressieve oogziekte, heeft een aanvraag ingediend voor een speciale inductiekookplaat die geschikt is voor slechtzienden. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres volgens hen gebruik kan maken van een algemeen gebruikelijke inductiekookplaat met draaiknoppen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres ernstige belemmeringen ondervindt bij het koken op gas en dat een inductiekookplaat noodzakelijk is voor haar zelfredzaamheid. Echter, de rechter oordeelt dat de reguliere inductiekookplaat met draaiknoppen een algemeen gebruikelijke voorziening is en dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij uitsluitend afhankelijk is van een speciaal voor slechtzienden ontwikkelde kookplaat. De voorzieningenrechter heeft het advies van een stichting in overweging genomen, waaruit blijkt dat er alternatieven zijn die voldoen aan de eisen van eiseres.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het bestreden besluit van het college in stand kan blijven en dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer(s): ROT 21/5294
ROT 21/4802
uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 november 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak tussen

[naam eiseres], te [woonplaats eiseres], verzoekster, tevens eiseres (hierna: eiseres),

gemachtigde: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. W. Breure.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een maatwerkvoorziening (inductiekookplaat) op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
Bij besluit van 4 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft eiseres de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. V. de Roo namens de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat eiseres ernstige belemmeringen ondervindt in het bereiden van een warme maaltijd op haar huidige fornuis en dat het gebruik van een maaltijdservice, magnetron of airfryer voor haar geen passend alternatief is. De voorzieningenrechter neemt daarom een spoedeisend belang aan.
1.2.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
3. Eiseres heeft een visuele beperking ten gevolge van een progressieve oogziekte (Retinitis Pigmentosa) en ervaart ernstige belemmeringen bij het koken op gas. Zij ontvangt een bijstandsuitkering. Op 26 november 2020 heeft [naam stichting] ([naam stichting]) een onderzoek verricht naar de benodigde woningaanpassingen. De onderzoeksbevindingen zijn neergelegd in een advies van 11 januari 2021 met bijlagen. [naam stichting] heeft onder meer geadviseerd de huidige kookvoorziening (gasfornuis) te vervangen door een inductiekookplaat met voelbare standen en knoppen (niet traploos), waarbij de ringen op de kookplaat contrasterend zijn of voelbaar gemaakt worden door een siliconen mat. In de bijlage bij het advies worden enkele kookvoorzieningen genoemd die aan de gestelde vereisten voldoen. Eiseres beschikt op dit moment over een losstaand gasfornuis met oven en wenst deze te vervangen door een losstaand fornuis dat voorzien is van een inductiekookplaat. Eiseres heeft zich met een hulpvraag tot verweerder gewend. Op 15 februari 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden (via Teams), waarbij ook iemand van [naam stichting] en een ergotherapeut aanwezig waren. De bevindingen van dit gesprek zijn neergelegd in het ondersteuningsverslag van 18 maart 2021.
4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres gebruik kan maken van een algemeen gebruikelijke voorziening, te weten een inductiekookplaat met draaiknoppen. Deze is algemeen gebruikelijk, omdat hij niet speciaal is bedoeld voor personen met een beperking en betaalbaar is voor iemand met een inkomen op bijstandsniveau. Het is volgens verweerder niet noodzakelijk dat de draaiknoppen middels “klikjes” aangeven welke stand is ingesteld. Vrijwel alle draaiknoppen op inductiekookplaten hebben aan de bovenkant een rechthoekige vorm. Deze vorm maakt het voelbaar op welke stand de inductiekookplaat is ingesteld. Eiseres kan met hulp van [naam stichting] leren koken op een reguliere inductiekookplaat met draaiknoppen.
5. Eiseres voert aan dat geen sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening, omdat een reguliere inductiekookplaat met draaiknoppen voor haar niet voldoet. Zij stelt dat alleen een speciale inductiekookplaat voor zintuigelijk beperkten, waarbij de draaiknoppen met “klikjes” aangegeven op welke stand de plaat is ingesteld, voor haar geschikt is. Als zij enkel de vorm van pijltjes kan voelen en aan de hand daarvan moet voelen of de pijltjes in de juiste stand zijn gevallen, brengt dit haar veiligheid en die van haar omgeving in gevaar. Er is een beperkt aanbod van inductiekookplaten voor zintuigelijk beperkten, waardoor de kosten aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van een reguliere inductiekookplaat (€ 1.000,- in plaats van € 200,-). Eiseres heeft een inkomen op bijstandsniveau en kan een dergelijke inductiekookplaat niet zelf bekostigen.
6.1.
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
6.2.
Op grond artikel 3.2.2, tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018 (Verordening) kan een cliënt alleen in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening indien naar het oordeel van het college bij de cliënt de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk, of met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere voorzieningen afwezig of ontoereikend zijn om:
a. de beperkingen die de cliënt ondervindt in de zelfredzaamheid of participatie te verminderen of weg te nemen en de cliënt met een, al dan niet aanvullende, maatwerkvoorziening in staat wordt gesteld zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven functioneren;
(…)
Op grond van artikel 3.2.3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening geldt als aanvullend criterium dat er sprake moet zijn van kosten of voorzieningen die, gelet op de situatie van de cliënt, niet algemeen gebruikelijk zijn.
7.1.
In de uitspraak van 20 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3535) heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) overwogen dat aan de geschiedenis van de totstandkoming van de Wmo 2015 kan worden ontleend dat het college niet gehouden is tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening wanneer het gebruik van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn een uitkomst bieden. Verder heeft de Raad in deze uitspraak overwogen dat een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt als deze niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en deze financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.
7.2.
Niet in geschil is dat eiseres beperkingen ondervindt bij het koken op gas en dat een andere kookvoorziening noodzakelijk is om haar in staat te stellen zelfstandig haar maaltijden te bereiden. Vaststaat dat het koken op inductie (met draaiknoppen en contrasterende ringen) een passende bijdrage levert aan het realiseren van de zelfredzaamheid van eiseres. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de benodigde kookplaat specifiek is bedoeld voor personen met een beperking, in welk kader eiseres heeft betoogd dat zij vanwege haar visuele beperking is aangewezen op een inductiekookplaat met “klikjes”.
7.3.
Ter beantwoording van voornoemde vraag merkt de voorzieningenrechter allereerst op dat verweerder zich naar haar oordeel heeft mogen baseren op het advies van [naam stichting] van 11 januari 2021. Blijkens dit advies voldoen alle in de bijlage door [naam stichting] vermelde inductiekookplaten aan de door de adviseur genoemde vereisten. De goedkoopste, de ETNA A362KZT (verkrijgbaar vanaf € 479), is in de reguliere handel verkrijgbaar en is niet speciaal bedoeld voor mensen met een beperking. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij uitsluitend is aangewezen op een inductiekookplaat, die speciaal voor slechtzienden is ontwikkeld (zoals de ATAG HI6271B). Uit vaste rechtspraak van de Raad (bijvoorbeeld de uitspraak van 18 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3574) volgt verder dat uit het oogpunt van doelmatigheid aanspraak bestaat op de goedkoopste adequate oplossing. Dit betekent dat eiseres niet zonder meer aanspraak kan maken op de door [naam stichting] eveneens in de bijlage genoemde en door eiseres gewenste ATAG inductiekookplaat (van € 1.000). Noch het advies van [naam stichting], noch het onderzoeksverslag biedt aanknopingspunten voor de stelling dat de andere door [naam stichting] geschikt bevonden inductiekookplaten zullen leiden tot een onveilige situatie voor eiseres en haar omgeving. Tot slot is niet gebleken dat de kookplaat niet kan worden bekostigd door een persoon met een inkomen op bijstandsniveau. Verweerder heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening.
8. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in stand kan blijven en dat het beroep ongegrond is.
9. Hieruit volgt dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.J. Adriaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.M.P. Meijer, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 4 november 2021.
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op de voorlopige voorziening, staat geen rechtsmiddel open.
Tegen deze uitspraak, voor zover die ziet op het beroep, kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.