ECLI:NL:RBROT:2021:10736

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 september 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
10/083699-21 en 10/214417-21 (ter terechtzitting gevoegd) / vordering TUL: 10/681060-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie en taakstraf opgelegd aan verdachte voor straatroven en drugshandel

Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2004, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan twee straatroven en het bezit van harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 12 januari 2021 in Gorinchem 110 euro heeft weggenomen van slachtoffer 1, en op 17 maart 2021 20 Airpods van slachtoffer 2, beide keren met geweld en bedreiging. Daarnaast had de verdachte op 6 april 2021 ongeveer 11 gram MDMA in zijn bezit. Gezien de ernst van de feiten en de jeugdige leeftijd van de verdachte, heeft de rechtbank besloten om een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen op te leggen, waarvan 55 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een taakstraf van 60 uur opgelegd, die kan worden omgezet in 30 dagen jeugddetentie indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is voor de schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bijzondere voorwaarden, waaronder het volgen van behandeling en het hebben van een passende dagbesteding. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van 24 maart 2020 toegewezen, waarbij de proeftijd is verlengd en de bijzondere voorwaarden zijn aangepast.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/083699-21 en 10/214417-21 (ter terechtzitting gevoegd)
Parketnummer vordering TUL: 10/681060-19
Datum uitspraak: 23 september 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] 2004,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. W.A. Berghuis, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de besloten terechtzitting van 23 september 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde met het parketnummer 10/083699-21;
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde met het parketnummer 10/214417-21;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 60 dagen, met aftrek
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 60 uur, te vervangen door 30 dagen jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde met het parketnummer 10/083699-21 en het ten laste gelegde met het parketnummer 10/214417-21 is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde met het parketnummer 10/083699-21 en het ten laste gelegde met het parketnummer 10/214417-21 heeft begaan op die wijze dat:
10/083699-21
1
hij op 12 januari 2021 te Gorinchem tezamen en in vereniging met anderen 110,00 euro, die toebehoorden aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door
- die [naam slachtoffer 1] stevig vast te grijpen en vast te houden en
- vervolgens daarbij die [naam slachtoffer 1] tegen de muur te zetten en
- vervolgens daarbij die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "geef het geld, dan krijg jij de spullen" en "je moet stil zijn" en "je moet stil zijn, je moet meewerken" en
- vervolgens met de knie tegen de borst van die [naam slachtoffer 1] te stoten en
- vervolgens voornoemd geldbedrag van die [naam slachtoffer 1] af te pakken;
2
hij op 17 maart 2021 te Gorinchem tezamen en in vereniging met anderen 20Airpods, die toebehoorden aan [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich op te dringen aan die [naam slachtoffer 2] en
- vervolgens die [naam slachtoffer 2] te duwen en
- vervolgens daarbij die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "wegwezen";
10/214417-21
hij op 6 april 2021 te Gorinchem opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 11 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/083699-21
1.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
2.
diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
10-214417-21
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op zestien- en zeventienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan twee straatroven. Voorafgaand aan deze straatroven heeft de verdachte met de slachtoffers via Snapchat afgesproken om Airpods te kopen, dan wel te verkopen. Vervolgens werden bij deze afspraken de goederen van de slachtoffers weggenomen, waarbij door de verdachte en de mededaders geweld is gebruikt tegen hen. Het eerste slachtoffer is van zijn geld beroofd en het tweede slachtoffer van zijn Airpods.
De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke berovingen hiervan nog langdurig de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Hiermee hebben de verdachte en zijn mededaders geen rekening gehouden. De verdachte en zijn mededaders hebben slechts hun eigen belangen op het oog gehad. Ook heeft de verdachte laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen en lichamelijke integriteit. Daarnaast vergroten de bewezen verklaarde feiten het gevoel van onveiligheid in de samenleving in het algemeen. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk.
Ook heeft de verdachte harddrugs in de vorm van XTC-pillen in bezit gehad. Dit is een middel dat schadelijk is voor de gezondheid. Bovendien gaat de productie en het gebruik van XTC vaak gepaard met (andere) criminaliteit, wat tot allerlei maatschappelijke schade leidt. Dit brengt overlast voor de samenleving mee en daarom is ook dit een kwalijk feit.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
16 augustus 2021 waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 juni 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De kans op herhaling van delictgedrag is groot. De Raad ziet in dit verband risico's op het gebied van de houding van de verdachte omdat hij de schuld van het plegen van strafbare feiten buiten zichzelf zoekt, hij geen respect heeft voor het eigendom van een ander en hij denkfouten maakt. Daarnaast ziet de Raad verhoogde risico's op gebied van de antisociale contacten van de verdachte. De verdachte heeft de strafbare feiten met zijn sociale contacten gepleegd en heeft zich naar eigen zeggen door hen onder druk laten zetten om deze feiten te plegen. De verdachte lijkt beïnvloedbaar in zijn handelen en ook lijkt hij onvoldoende de consequenties van zijn acties te overzien. De Raad vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte opnieuw wordt verdacht van geweldgerelateerde delicten. Bovendien vindt de Raad het zorgelijk dat de verdachte zijn schorsingsvoorwaarden heeft geschonden en vervolgens besloot een week weg te lopen van huis. Ook hieruit blijkt dat de verdachte in probleemsituaties onvoldoende in staat is de juiste keuzes te maken en dat hij denkfouten maakt. De verdachte heeft het afgelopen jaar behandeling vanuit de Waag ontvangen en heeft hiermee zijn emotieregulatievaardigheden vergroot. Echter, ongeacht de lopende behandeling wordt hij wederom verdacht van het plegen van strafbare feiten. De Waag heeft aangegeven de behandeling te willen intensiveren totdat de kans op recidive verlaagd is. De Raad adviseert om de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met de bijzondere voorwaarden dat hij zich houdt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering, dat hij een adequate dagbesteding heeft, dat hij meewerkt aan behandeling van De Waag.
Ten aanzien van de openstaande voorwaardelijke jeugddetentie adviseert de Raad om de proeftijd te verlengen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De verdediging heeft verzocht om geen jeugddetentie aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank gaat niet mee in dit verzoek van de verdediging. Gezien de ernst van de feiten acht de rechtbank het opleggen van een jeugddetentie aangewezen. De rechtbank weegt hierbij ook mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank houdt er in het voordeel van de verdachte wel rekening mee dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven en verantwoordelijkheid neemt voor dat wat hij gedaan heeft. Nu de rechtbank het noodzakelijk vindt dat de verdachte wordt behandeld en begeleid, zal zij een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Ook zal de rechtbank een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te noemen duur, opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam slachtoffer 1] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam persoon 1] , ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit met het parketnummer 10-083699-21.De benadeelde partij vordert een bedrag van € 110,- aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Als benadeelde partij heeft zich ook in het geding gevoegd [naam slachtoffer 2] , wettelijk vertegenwoordigd door [naam persoon 2] , ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit met het parketnummer 10-083699-21. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 450,- aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen hoofdelijk kunnen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank ten aanzien van beide vorderingen verzocht het bedrag aan schadevergoeding niet hoofdelijk toe te wijzen, maar door vier te delen en slechts een vierde deel toe te wijzen. Dit geeft, zo stelt de raadsvrouw, het Openbaar Ministerie een prikkel om de mededaders te vervolgen.
8.3
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partijen door de in de zaak met het parketnummer 10/083699-21 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoedingen door de verdachte niet zijn weersproken zullen de vorderingen worden toegewezen.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de raadsvrouw om de gevorderde schadevergoedingen door vier te delen en niet hoofdelijk op te leggen, nu een dergelijke beslissing zich niet verdraagt met het wettelijk systeem en de bedoeling van de wetgever, waarin het belang dat het slachtoffer heeft om zijn schade te kunnen verhalen prevaleert boven het belang van de individuele pleger heeft bij een gelijke verdeling over het totaal van de medeplegers.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partijen [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag ten aanzien van de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 januari 2021 en ten aanzien van de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 17 maart 2021.
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] een schadevergoeding betalen van
€ 110,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] een schadevergoeding betalen van
€ 450,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregelen als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 maart 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling en vier maal openlijke geweldpleging veroordeeld
voor zover van belang tot een jeugddetentie van 137 dagen, waarvan een gedeelte, groot 120 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 april 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging wordt toegewezen in die zin dat een deel van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten 40 dagen, wordt omgezet in een werkstraf van 80 uren, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie. Ten aanzien van de resterende 80 dagen voorwaardelijke jeugddetentie heeft de officier van justitie gevorderd dat de proeftijd wordt verlengd met één jaar en dat de bijzondere voorwaarden worden gewijzigd in die zin dat als bijzondere voorwaarde wordt toegevoegd dat de veroordeelde een zinvolle dagbesteding zal hebben.
9.3.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht enkel de proeftijd te verlengen.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan zoals voorgesteld door de officier van justitie, 40 dagen van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie om te zetten in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 80 uren, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie. Ten aanzien van de resterende 80 dagen voorwaardelijke jeugddetentie zal de rechtbank de proeftijd verlengen met één jaar. De bijzondere voorwaarden zullen bovendien worden gewijzigd zodat deze gelijk zijn aan de voorwaarden die in de onderhavige zaak worden opgelegd.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten met het parketnummer 10/083699-21 en het ten laste gelegde met het parketnummer 10/214417-21, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 60 (zestig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
55 (vijfenvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zal beschikken over een passende dagbesteding bestaande uit school, stage of werk;
- zijn medewerking zal verlenen aan een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, zolang als de jeugdreclassering dat noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur,waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 1] , te betalen een bedrag van
€ 110,- (zegge: honderdtien euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met zijn mededaders, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 2] , te betalen een bedrag van
€ 450,- (zegge: vierhonderdvijftig euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 17 maart 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de mededaders van de verdachte aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de nog te maken kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 1]te betalen
€ 110,- (zegge: honderdtien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[naam slachtoffer 2]te betalen
€ 450,- (zegge: vierhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
legt - in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte, groot 40 dagen, van de bij vonnis van 24 maart 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
verlengt voor het overige gedeelte van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, groot 80 dagen, de proeftijd met één jaar;
wijzigt de bijzondere voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 24 maart 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, als volgt:
voegt de volgende voorwaarde toe:
- de veroordeelde zal beschikken over een passende dagbesteding bestaande uit school, stage of werk;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. van Kuilenburg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. D. van Dooren en A.L. Pöll, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 september 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/083699-21
1
hij op of omstreeks 12 januari 2021 te Gorinchem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
110,00 euro, althans een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten
aan [naam slachtoffer 1] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [naam slachtoffer 1] stevig vast te grijpen en/of vast te houden en/of
- ( vervolgens daarbij) die [naam slachtoffer 1] tegen de muur te zetten en/of
- ( vervolgens daarbij) die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: "geef het
geld, dan krijg jij de spullen" en/of "je moet stil zijn" en/of "je moet stil zijn, je moet
meewerken" en/of
- ( vervolgens) met de knie in/op/tegen de borst, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer 1]
te stoten en/of
- ( vervolgens) voornoemd geldbedrag van die [naam slachtoffer 1] af te pakken;
2
hij op of omstreeks 17 maart 2021 te Gorinchem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
20, althans een of meer, Airpods, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2]
,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- zich op te dringen aan die [naam slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) die [naam slachtoffer 2] te duwen en/of
- ( vervolgens daarbij) die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:
"wegwezen";
10/214417-21
hij op of omstreeks 6 april 2021 te Gorinchem
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 11 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA, zijnde MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.